Overslaan en naar de inhoud gaan

Hazelworm Anguis fragilis

Foto: Dick Belgers

Indeling

Anguidae [familie]
Anguis [genus] (1/1)
fragilis [soort]

Beschrijving

Hazelwormen zijn pootloze, cilindervormige hagedissen. De kop gaat vloeiend over in de romp en de romp gaat vrijwel onzichtbaar over in de staart.

In Nederland bereiken hazelwormen een maximale totale lengte (lichaam + staart) van 40 cm. Vrouwtjes worden over het algemeen langer dan mannetjes. Bij twee Nederlandse populaties bij Amerongen en Wageningen was de kop-romplengte van volwassen dieren 12-18 cm (Van der Sluijs 2003, Stumpel 1985). Een volledig intacte, primaire staart is meestal langer dan de kop-romplengte, tot wel anderhalf keer zo lang. Volwassen mannetjes met een volledige staart wegen gemiddeld 19 g (13-32 g) en volwassen vrouwtjes gemiddeld 24 g (11,5-28 g) (Van der Sluijs 2003). Günther & Völkl (1996a) geven voor Duitsland maximale gewichten van 72 en 73 gram voor de mannetjes en de vrouwtjes, met een gemiddelde van 26,3 gram. In Europa worden de dieren van noord naar zuid en van west naar oost, groter en zwaarder (Günther & Völkl 1996a).

De kleur van hazelwormen is erg variabel, van donkerbruin via goudkleurig tot grijsblauw. Vrouwtjes zijn over het algemeen bruin en vertonen een duidelijke scheiding tussen de rug en de donkere, bijna zwarte flanken en buik. De rug is lichter gekleurd met een donkere, centrale rugstreep die bij vrouwtjes tot op hoge leeftijd zichtbaar blijft.

De mannetjes zijn egaler gekleurd dan de vrouwtjes. Ook zijn ze wat lichter en is de scheiding tussen rug- en buik minder duidelijk. Vaak blijft alleen op de buik een dunne donkere lijn of een aantal donkere vlekken over. Alleen bij jonge mannetjes is de donkere rugstreep nog te zien. Op basis van kleur en tekening is het vaak mogelijk de geslachten van elkaar te onderscheiden, maar deze methode is zeker niet 100% betrouwbaar.

De mannetjes zijn over het algemeen wat kleiner dan de vrouwtjes, maar hebben wel een langere en bredere kop. Het duidelijkste verschil tussen de geslachten bij de volwassen dieren zijn de uitgestulpte hemipenes bij het mannetje (Günther & Völkl 1996a). Een mannetje onder stress kan één of twee hemipenes uitstulpen. Toch dient ook hier enige voorzichtigheid in acht te worden genomen, aangezien verwarring met de hemiclitoris van de vrouwtjes mogelijk is.

De pasgeboren jongen zijn opvallend goud- tot zilverkleurig op de rug, met donkere flanken, een donkere rugstreep en een donkere buik. Jonge dieren hebben dus het vrouwelijke kleurpatroon, maar dan iets helderder. Op de achterkant van de nek bevindt zich een donkere vlek, vaak V-vormig of driehoekig, van waaruit de rugstreep naar het puntje van de staart loopt. Deze lijn kan onderbroken zijn, enigszins zigzaggen of recht zijn. Pas tegen het einde van het tweede levensjaar, of aan het begin van het derde, treedt de seksuele variatie in kleuring op.

Herkenning

Hazelwormen worden door onervaren waarnemers regelmatig voor slangen aangezien. Zoals bij alle slangachtige dieren zijn leken gauw geneigd de dieren als adders te bestempelen. Ook verwisseling met de eveneens glimmende gladde slang komt regelmatig voor.

Voor meer ervaren waarnemers is de hazelworm eenvoudig herkenbaar door het glanzende uiterlijk, de niet van de romp afgescheiden kop en het relatief stijve lichaam. Op een fijner detailniveau zijn de meerdere rijen buikschubben en de beweegbare oogleden typische kenmerken van hagedissen, die bij slangen ontbreken.

Zie ook de determinatiesleutels in Van Diepenbeek & Creemers (2006).

Bijzonderheden

Melanisme en albinisme zijn bij de hazelworm in Europa en Nederland zeldzame verschijnselen (Dely 1981). Bergers (1992) vermeldt een melanistisch vrouwtje bij Vlodrop. Struijk (2007) geeft een waarneming met foto van een volwassen melanistisch exemplaar op de Veluwe. Van Laar (2008) vermeldt een volwassen albino hazelworm uit de Gelderse Vallei.

Blauwe vlekken op de rug komen vrijwel uitsluitend bij mannetjes voor. In het Amerongsche Bos vond Stumpel (1985) één exemplaar van de 110 gevonden individuen (0,9%) met blauwe vlekken en Van der Sluijs (2003) in Wageningen drie van de 98 individuen (3,1%). Op de Noordwest-Veluwe vond Struijk (2007) echter vijf blauwgevlekte hazelwormen onder de 16 aangetroffen dieren (31,3%). Hij geeft ook enkele suggesties voor de oorzaken van de grote verschillen in het percentage blauwgevlekte dieren in de diverse onderzoeken.

De helderheid van deze vlekken is na het vervellen het grootst en kan later sterk vervagen. Bij de ondersoort A. f. colchicus komt een veel hoger percentage dieren met blauwe vlekken voor dan bij de in Nederland voorkomende A. f. fragilis. In Bulgarije komen bij A. f. colchicus bij 66,7% van de mannetjes blauwe vlekken voor en bij A. f. fragilis bij 9,8% (Beshkow 1966).

Aanvullende informatie over de hazelworm is te vinden in de monografie van Völkl & Alfermann (2007).

Bron

Auteur(s)

Spitzen-van der Sluijs, A., Creemers, R.C.M.

Publicatie

  • Creemers, R.C.M. & J.J.C.W. van Delft 2009. De amfibieën en reptielen van Nederland. Nederlandse Fauna 9. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.