Overslaan en naar de inhoud gaan

Muurhagedis Podarcis muralis

Foto: Wijnand van Buuren

Indeling

Lacertidae [familie]
Podarcis [genus] (2/1)
muralis [soort]

Voorkomen

StatusOorspronkelijk. Minimaal 10 jaar achtereen voortplanting. (1a)
Habitatland
ReferentieWaarnemingen overzicht 2002
ExpertCreemers, R.C.M. (RAVON)

Trend

Trend gehele periode: Matige toename
Trend laatste 10 jaar: Matige toename

Bron: RAVON, CBS (via Netwerk Ecologische Monitoring)

Areaal

De muurhagedis komt voor in een groot deel van Zuid-
en Midden-Europa, onderverdeeld in acht ondersoorten (Gruschwitz & Böhme 1986). Schulte (2008) geeft echter aan dat twee van de acht ondersoorten betwijfeld worden. Het is te verwachten dat moleculair-genetisch onderzoek (Schweiger & Mayer; Natuurhistorisch Museum Wenen) meer duidelijkheid zal brengen. Het verspreidingsgebied loopt van Noord-Spanje, Frankrijk en het Kanaaleiland Jersey in het westen, tot aan de Zwarte Zee (Roemenië, Bulgarije en Europees Turkije) in het oosten. Zuidelijk komt de soort voor tot in Zuid-Griekenland en Zuid-Italië. In Nederland komt volgens Gruschwitz & Böhme (1986) de ondersoort Podarcis muralis brogniardi voor, maar volgens Schulte (2008) valt niet uit te sluiten dat het om P. m. merremius gaat.

De noordelijke begrenzing van het areaal loopt iets ten zuiden van de 18°C-isotherm van juli. In de Benelux en Duitsland is de verspreiding beperkt tot de relatief warme rivierdalen van de Maas, de Moezel en de Rijn en hun zijdalen. De verspreiding is op deze breedtegraad sterk verbrokkeld, omdat het juiste microklimaat hier slechts pleksgewijs voorkomt (Dexel 1986). De noordelijkste natuurlijke populaties leven in Maastricht, Visé (België) en in de omgeving van Aken en Bonn (Duitsland). Natuurlijke uitwisseling tussen de populaties in Maastricht en de dichtstbijzijnde populatie in Visé is niet mogelijk. In verschillende landen in Europa, waaronder Duitsland, Oostenrijk, Nederland, België en Groot-Brittannië, zijn muurhagedissen uitgezet (Gruschwitz & Böhme 1986).

Verspreiding in Nederland

De waarnemingen van de muurhagedis beperken zich in Nederland van nature uitsluitend tot Maastricht en daarmee ook tot het Zuid-Limburgs herpetogeografisch district. De soort is in het verleden ook gemeld uit Groningen, Nijmegen, Arnhem, Ommen en Deventer. Geen van deze determinaties bleek echter juist te zijn; ook veel opgaven uit Limburg (Slenaken, Epen, Valkenburg en omgeving, Heerlen, Noorbeek en Bemelen) blijken bij kritische beschouwing niet om muurhagedissen te gaan (Bergmans 1984).

Van het Nederlandse deel van de Sint Pietersberg en het aangrenzende Jekerdal is nooit met zekerheid (foto’s, geconserveerde exemplaren of waarneming door een deskundige) vastgesteld of er muurhagedissen hebben geleefd. Op grond van de vele meldingen en mondeling bronnenonderzoek wordt het waarschijnlijk geacht dat de soort er in het verleden wel voorkwam (Kruyntjens 1993).

Voor het Belgische deel van de Sint Pietersberg is de aanwezigheid wel onomstotelijk vastgesteld en wel in 1979 (Kruyntjens 1993). De soort is daar in 1998 voor het laatst waargenomen.

Kruyntjens (1993) vermoedt dat de Sint Pietersberg op de westelijke Maasoever voor kolonisatie van de stad Maastricht heeft gezorgd. Daarvoor pleiten het ontbreken van rotsen en het ontbreken van voldoende antropogene habitats (kastelen, ruïnes, oude muren) op de oostoever van de Maas bij Maastricht en de te overbruggen afstand van 15 km tussen Wijck en de dichtstbijzijnde rotsen op die oever bij Visé. Bovendien pleiten volgens Kruyntjens de vele aanhoudende meldingen op de westoever voor deze migratieroute. Er is slechts één melding op de muren van het inmiddels verdwenen Fort Randwijck op de oostoever bekend (Bonnemayer & Dietvorst 1979b).

De overstap van de Sint Pietersberg naar de stad moet niet al te moeilijk zijn geweest omdat er slechts 900 m te overbruggen was en de stad en de kalksteenrotsen tot aan het onbebouwde voorterrein van de vesting doorliepen.

Voor 1971

De eerste melding van een muurhagedis in Maastricht betreft een waarneming uit 1897 in de Hoge Fronten (Knake 1905). Hierna volgen diverse waarnemingen, ook buiten het stadsdeel. Kruyntjens (1993) geeft een overzicht van meldingen van de muurhagedis in Maastricht.

Uit het verleden zijn diverse vindplaatsen bekend in het stedelijk gebied van Maastricht. Tot ver in de negentiende eeuw was de hele stad op beide rivieroevers omringd door een gordel van buitenwerken met daarbinnen de middeleeuwse stadsomwallingen. Hoewel uit die tijd niets bekend is van de verspreiding van de muurhagedis, moet de stad met zijn vele kilometers oude muren een ideale habitat zijn geweest. De totale oppervlakte van de vestingterreinen bedroeg 255 ha (Martin 1989). Het vermoeden bestaat dat de muurhagedis vóór de ontmanteling van deze bouwwerken op de westelijke Maasoever een aaneengesloten verspreiding heeft gekend. De ontmanteling van de vesting Maastricht in 1867 heeft waarschijnlijk het begin ingeluid van de achteruitgang van de muurhagedis. In de eerste helft van de twintigste eeuw kwam de muurhagedis nog voor op meerdere plaatsen op de westelijke Maasoever waar men stadswallen en buitenwerken gespaard had, zoals Fort Willem en het Bassin (Kruyntjens 1993).

Tussen 1867 en circa 1975 verdween de ene na de andere populatie als gevolg van sloop, restauratie of overwoekering van muren. Het duurde tot het einde van de jaren 50 eer er serieuze aandacht was voor de Maastrichtse muurhagedis (Van Bree 1958, Ter Horst 1959).

In Wageningen hebben zich omstreeks de jaren 50 zo’n 15 jaar lang muurhagedissen in een tuin op de Wageningse Berg weten te handhaven. Deze dieren plantten zich er voort en waren afkomstig uit Italië (Chris van de Bund pers. med.). Inmiddels is de soort hier verdwenen.

1971-1995

Tegen het einde van de jaren 70 resteerden alleen nog de populaties op de buitenwerken van de Lage en Hoge Fronten, ook wel de Bossche Fronten genaamd (Kruyntjens 1993). Na de waarnemingen uit het eind van de jaren 50 zijn voor het eerst weer tellingen uit 1975 bekend. Hierna vinden er geregeld inventarisaties plaats. Vanaf 1988 worden de dieren in de Hoge Fronten jaarlijks geteld (fig. 5). Het dieptepunt van circa 34 exemplaren in 1980 in de Hoge Fronten wordt veroorzaakt door rigoureus grondwerk en muurrestauraties. Om de populatie in de Hoge Fronten voor uitsterven te behoeden, zijn er van 1988 tot en met 1994 gekweekte inheemse muurhagedissen uitgezet (Feenstra 1997, Kruyntjens 1994b). De populatie in de Hoge Fronten groeit tot circa 132 dieren in 1992. In 1993 en 1994 valt de populatie iets terug als gevolg van restauraties in 1992 en 1993. In 1978 wordt ook voor het eerst geteld in de Lage Fronten; de populatiegrootte wordt geschat op 55 exemplaren (Strijbosch et al. 1980a). De populatie in de Lage Fronten wordt in 1989 op 32 exemplaren geschat (Prick & Kruyntjens 1992a). Op de plaats waar een deelpopulatie in de Lage Fronten was uitgestorven, zijn in 1992 en 1993 muurhagedissen geherintroduceerd (Kruyntjens 1994b). De muurhagedis was nog wel in andere delen van de Lage Fronten aanwezig. In 1990 wordt voor het eerst melding gemaakt van een zonnende muurhagedis bij een spoorlijn, die niet in de directe nabijheid van de muren ligt (Prick & Kruyntjens 1991).

1996-2007

In figuur 5 is het aantal muurhagedissen weergegeven dat per jaar in de Hoge Fronten is geteld. Het aantal is flink gegroeid na een dieptepunt van circa 34 in 1980. Vanaf 1995 groeit de populatie tot circa 384 in 2007. In 2004 wordt de populatie op een recordaantal van 554 dieren geschat. In 2006 wordt het hoogste aantal adulten ooit geteld: 181. De laatste jaren zijn ook muurhagedissen waargenomen in tuinen en zelfs bij woningen die direct grenzen aan de Hoge Fronten (Feenstra 1999, Frissen-Moors 2006, 2007, Moors & Frissen 2004).

In 2000 werd voor het eerst weer een grootschalig, systematisch onderzoek verricht in de Lage Fronten, waarbij de totale populatie circa 124 exemplaren bedroeg (Moors & Crombaghs 2001). Vervolgens wordt de populatie vanaf 2001 uitputtend onderzocht door Alex Kloor. De populatie wordt in 2007 op 164 exemplaren geschat.

Vanaf 1997 zijn er meerdere waarnemingen gedaan op het spoor(emplacement), met een maximaal aantal van circa 97, waaronder veel juvenielen in 2005. In 2007 werden 47 muurhagedissen op het spoor(emplacement) waargenomen (Tilmans et al. 2003, Alex Kloor pers. med.). In 2008 zijn er op het te reactiveren spoortraject 109 dieren geteld (zie ook onder ‘Habitat’). De opmars vanuit de Lage Fronten langs het spoor naar het noorden heeft zich zo ver doorgezet, dat er sinds 2003 een tweede Nederlands uurhok door de muurhagedis wordt bezet. De noordelijkste waarneming is op ongeveer 2 km ten noorden van de Lage Fronten gedaan. Langs het spoor worden op verschillende bedrijfsterreinen muurhagedissen waargenomen.

In 2001 zijn voor het eerst muurhagedissen waargenomen op het terrein van een autorecyclingbedrijf. Het maximaal aantal op één dag bedroeg vier, waarvan twee juvenielen. In 2007 worden daar 21 exemplaren, waaronder 13 juvenielen geteld. Vanaf 2003 zijn er ook waarnemingen bekend van drie naburige bedrijfsterreinen waaronder een waterzuiveringsinstallatie. In 2007 werden op de vier bedrijfsterreinen in totaal 78 dieren geteld.

In 2008 is op en nabij de oeverbeschoeiing van de Maas, op een afstand van 600 m van de populatie op de spoorlijn, een nieuwe populatie ontdekt. Er werden 21 dieren geteld. Deze dieren zijn daar waarschijnlijk op natuurlijke wijze gekomen, omdat in 2003 waarnemingen op een tussengelegen locatie zijn gedaan (Alex Kloor pers.med.).

In de Utrechtse ‘Uithof’ komen op een kunstmatige rotspartij ook muurhagedissen voor. Ze zijn uitgezet en hoogstwaarschijnlijk afkomstig uit Italië (Kruyntjens 1992, Van der Woude 1991). Deze uitgezette populatie heeft zich tot op heden kunnen handhaven. In Eijsden, even ten zuiden van Maastricht, bevindt zich een kleine populatie muurhagedissen die afkomstig is uit de Vogezen in Frankrijk. In 2007 worden daar 20 (sub)-adulten geteld (Jean Creuwels pers. med.). Op de Bemelerberg is in 2004 een populatie ontdekt (Van Noordwijk 2008). Waarschijnlijk betreft het een uitgezette populatie, omdat hier in het verleden nooit waarnemingen van muurhagedissen zijn gedaan, ondanks dat het gebied intensief onderzocht is. In 2007 worden hier 19 dieren geteld (Olaf Op den Kamp pers. med.). In Echt (Midden-Limburg) is een waarneming bekend uit 1992 op het terrein van een steenhandel. In 2003 worden opnieuw dieren gezien bij een woonhuis in de buurt van dit terrein (Harry van Buggenum pers. med.). In 2004 zijn er tientallen muurhagedissen waargenomen, waaronder ook juvenielen. Het betreft dieren die waarschijnlijk met een steentransport uit Midden-Europa zijn meegekomen. Het dna van de dieren vertoont namelijk grote overeenkomst met het dna van dieren uit de Rijnvallei tussen Basel (Zwitserland) en Rüdesheim (Duitsland) (Crombaghs 2004).

Rondom een huis met een grote natuurlijke tuin in de Drentse gemeente Westerveld, zo’n 220 km ten noorden van Maastricht, zijn sinds 2000 muurhagedissen aanwezig afkomstig uit Midden-Frankrijk en Midden-Duitsland (niet op kaart). Inmiddels leven er circa 80 volwassen dieren en er vindt jaarlijks voortplanting plaats. Schulte et al. (2008) vermelden als noordelijkste uitgezette populatie een Duitse locatie ter hoogte van Enschede (ov). Westerveld ligt echter aanzienlijk noordelijker.

In 2007 is een aantal dieren in Enschede waargenomen, vlakbij het natuurgebied de Wildernis. Op de fotografen-website Nederpix verscheen in 2008 een foto van een muurhagedis van H. van Emden die gemaakt is bij De Bilt (ut). Er zouden daar veel dieren leven op de oude bunkers van de forten rond De Bilt. Zowel de vindplaats Enschede als De Bilt zijn niet op kaart opgenomen vanwege onzekerheid over de duurzaamheid van deze ‘populaties’.

Uit Kaldenkirchen, net over de grens bij Venlo (li), komt in 2004 een melding van meerdere dieren op een spoorwegemplacement. Net als andere muurhagedissenpopulaties in het noordwesten van Nordrhein-Westfalen zijn ook deze dieren uitgezet (Meßer et al. 2004, Schulte et al. 2008). In het zuiden van Nordrhein-Westfalen zijn wel oorspronkelijke populaties aanwezig.

Trend

Lange termijn

De muurhagedis staat op de Rode Lijst in de categorie ‘ernstig bedreigd’, op basis van een presentie in minder dan 1% van de Nederlandse uurhokken, in combinatie met een achteruitgang van 76% ten opzichte van de referentieperiode (de periode voor 1950) (Van Delft et al. 2007). Het aantal vindplaatsen binnen de stad Maastricht is in de Rode Lijstperiode gedaald van 17 naar vier.

Belangrijke oorzaken voor de sterke achteruitgang waren het verdwijnen van stadswallen en vestingwerken, achterstallig beheer en te rigoureus uitgevoerde restauratiewerkzaamheden (Kruyntjens 1993). Dit bracht het aantal dieren terug tot een, ook uit genetisch oogpunt gezien, riskant laag aantal.

Recente ontwikkeling

Sinds 1990 is het aantal muurhagedissen duidelijk gestegen. De aantallen zijn de laatste jaren zelfs sterk gestegen, met een maximum van zo’n 900 dieren in 2004. In 2007 werd het totale aantal muurhagedissen op 682 geschat. Optimaler beheer en gunstige weersomstandigheden hebben een positieve invloed op de populatiegroottes gehad. Ook is er sinds 2000 intensiever onderzoek gedaan naar de muurhagedis. De trend binnen de periode van de reptielenmonitoring (1994-2007) wordt omschreven als sterke toename. De positieve trend geldt zowel voor de Hoge als de Lage Fronten en bovendien heeft vanuit dit laatste gebied, in de periode van de reptielenmonitoring, uitbreiding plaatsgevonden naar een spooremplacement, een graffitimuur, een spoortraject, vier bedrijfsterreinen en recentelijk (2008) de oevers van de Maas (Moors & Crombaghs 2001, Spikmans 2003, Spikmans & Bosman 2004, Tilmans et al. 2003, Werkgroep Monitoring 2008f, Alex Kloor pers. med.). Mogelijk zijn er in Maastricht nog niet ontdekte populaties aanwezig op de omliggende bedrijfsterreinen.

Bron

Auteur(s)

Tilmans, R.A.M. , Frissen-Moors, C.M.M.

Publicatie

  • Creemers, R.C.M. & J.J.C.W. van Delft 2009. De amfibieĆ«n en reptielen van Nederland. Nederlandse Fauna 9. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.