Overslaan en naar de inhoud gaan

Beverrat Myocastor coypus

Foto: Gerard Blokhuis

Indeling

Echimyidae [familie]
Myocastor [genus] (1/1)
coypus [soort]

Voornamelijk in de schemering en 's nachts actief. In koude winters en in gebieden of terreindelen zonder predatoren is hij ook overdag actief. Iedere beverrat heeft een eigen leefgebied. De grootte van een leefgebied is afhankelijk van de habitatkwaliteit 50-85 ha groot. De beverrat leeft in familiegroepjes van verwante vrouwtjes, waarvan de woongebieden gedeeltelijk overlappen. Ook overlappen de woongebieden van de vrouwtjes met dat van het dominante mannetje. Ondergeschikte mannetjes leven meer aan de rand van de woongebieden en oudere dieren leven solitair. Zogende vrouwtjes zijn dominant over mannetjes, en kunnen zich tegen hen agressief gedragen. De beverrat besteedt veel tijd aan het verzorgen van de vacht. Met de tanden en de voorpoten wordt de vacht gekamd.

Voedsel De beverrat is een echte planteneter waarvan de voedselvoorkeur afhankelijk is van de tijd van het jaar, maar hij eet voornamelijk water- en oeverplanten zoals riet. In het voorjaar zijn dit de scheuten, stengels, bladeren en vruchten, maar ook (schijn)grassen en zeggen. In de winter zijn dit de wortelstokken en daarnaast bast van bomen en struiken, waaronder verschillende soorten wilg. Hij eet ook allerlei landbouwgewassen zoals maïs, suikerbiet, wortels, koolsoorten en knollen. Soms eet hij zoetwatermosselen. Ook eet hij zijn eigen ontlasting, omdat, net als bij konijnen, niet alle voedingsstoffen meteen worden opgenomen.

De beverrat haalt veel voedsel van onder water en eet zijn voedsel op de oever op. Hij zit daarbij meestal op zijn achterpoten. Bij het zoeken naar voedsel worden honderden meters oever afgezocht.

Verblijfplaatsen In oeverzones, moerassig terrein, oude kleiputten of grindgaten, graaft de beverrat gangen met een doorsnede van 20-25 cm en kamers van 30 cm-1 m in doorsnede. Tezamen vormen ze een burcht en die bestaat uit een stelsel van meestal enkele gangen (maar 5-10 komt ook voor) met daarin één of enkele kamers. De ingangen hiervan liggen meestal op of iets boven de waterspiegel, maar als de beverrat een woning van de muskusrat overneemt, blijft de toegang ook wel onder water liggen. Soms worden oude holen van muskusratten verwijd en in gebruik genomen. Bij kou worden de gangen met droog plantenmateriaal dichtgestopt. In een kamer maakt de beverrat een plat nest van dode grassen.

Bij gebrek aan steile oevers maken beverratten nesten (ook wel legers genoemd) tussen de vegetatie aan oevers of akkerranden. De legers liggen vaak op enige afstand van het water en meestal in de buurt van voedselbronnen. Ze bestaan uit bladeren, takken of plat gevouwen stengels en zijn 45-55 cm in doorsnede en soms heeft de plantenhoop ook gangen. In getijdengebieden wordt het nest zo in elkaar gezet, dat het plateau hoog in de vegetatie ligt en steeds droog blijft.

Voortplanting en overleving De beverrat kan zich het gehele jaar door voortplanten. Als er echter te weinig voedsel te vinden is of het drachtige vrouwtje verkeert in slechte conditie, wordt soms ongeveer de helft van de embryo's niet geboren, maar worden deze geaborteerd en gereabsorbeerd.

Na een draagtijd van 127-138 dagen worden 2-9 jongen geboren. De jongen worden volledig behaard en met de ogen open geboren en wegen 200-225 gram. Ze worden alleen door het vrouwtje verzorgd. Zij zoogt de jongen en hierbij kan het vrouwtje op haar buik liggen, omdat de tepels opzij zitten. Door deze hoge ligging van de tepels kan het vrouwtje ook in het water zogen, maar meestal worden de jongen in het nest gezoogd. Binnen enkele dagen kunnen de jongen zwemmen en lopen. Ze spelen veel in het water. Na 6-10 weken worden ze gespeend. Vrouwtjes zijn na 3-8 maanden geslachtsrijp, mannetjes na 4-10 maanden. Na twee jaar zijn de dieren volgroeid.

De beverrat kan 12 jaar worden, maar meestal worden beverratten niet ouder dan enkele jaren. In populaties die bestreden worden, is er een onnatuurlijk verloop en sterven de dieren vroegtijdig.

Verplaatsing Een beverrat kan goed zwemmen en duiken. Zo kan hij tot 5 minuten onder water blijven en als hij zwemt, maakt hij krachtige slagen afwisselend met de voor- en achterpoten. De beverrat verplaatst zich vrij snel over grotere afstanden, om voedsel te zoeken, om onrust te ontlopen of om luwteplekken op te zoeken. Op het land gaan de dieren vaak niet verder dan 50 meter uit de oever, maar ze gaan ook wel honderden meters landinwaarts. Het zijn snelle kolonisatoren, die snel geschikte lege habitats kunnen bezetten via zoetwaterlopen.

Tot rond 1985 kenden we in Nederland kweekbedrijven met beverratten. Ontsnappingen uit dergelijke kwekerijen vormden een belangrijke bron van beverratten in het wild in Nederland.

Bron

Auteur(s)

Hollander, H.