Overslaan en naar de inhoud gaan

Alk Alca torda

Foto: Pieter Wetsteijn

Indeling

Alca [genus]
(1 soorten in totaal / 0 gevestigd)
torda [soort] (2/0)

Herkenning
38 cm. Alken zijn zwart en wit, nooit bruin zoals zeekoeten. Iets kleiner dan zeekoet, waarvan hij zich onderscheidt door andere snavel en de langere puntige staart. Snavel zijdelings afgeplat en hoog met een witte lijn in het midden. Een ander witte lijn loopt van de bovensnavel naar het oog. Punten van armpennen wit, als bij zeekoet, een witte achterrand vormend. Witte flanken ongestreept. Kop in winterkleed witter, met wit doorlopend achter oog, maar donkerder dan zeekoet. Juvenielen onderscheiden zich door kleinere snavel zonder witte lijnen. In vlucht moeilijk te onderscheiden van zeekoet. Heeft witte ondervleugels, anders dan bij papegaaiduiker. Zwemmende alken steken vaak de staart omhoog, zodat de vorm duidelijk zichtbaar is. Vliegt laag en snel, zoals zeekoet.

Verspreiding en voorkomen
Broedt in het Noord-Atlantisch gebied in Groenland, oostelijk Canada, IJsland en grote delen van het Verenigd Koninkrijk en Scandinavië. In Nederland een wintergast.

Biotopen
Uitsluitend langs de kust

Voedsel
Hoofdzakelijk vis.

Eieren
Aantal eieren in legsel meestal 1, zelden 2. Buikig tot ovaal. Fijnkorrelig en geruwd, niet glanzend. Wit via geelachtig, geelbruin tot nuances van bruin, of soms roodachtig en groenachtig. Verschillend donkerbruin en/of zwart gespikkeld, gevlekt, gekrabbeld of gebandeerd. Formaat 73,1 x 46,9 mm.

Geluiden
Alleen in kolonies een grommend 'gaarrrr' en soortgelijke geluiden.

Publicatie