Herkenning
25 cm. Zeer moeilijk te onderscheiden van vorkstaartplevier. De laatste heeft kastanjebruine ondervleugeldekveren en oksels; steppevorkstaartplevier heeft deze veerpartijen zwart, maar dit is doorgaans lastig met zekerheid vast te stellen, tenzij de vogel opvliegt of landt. In vlucht zien deze veren er bij beide soorten zwart uit. De armpennen hebben geen witte rand, zoals bij vorkstaartplevier. Bovendelen iets donkerder dan bij vorkstaartplevier, heeft minder rood aan snavelbasis.
Verspreiding en voorkomen
Broedt van Oekraïne tot in Oost-Kazachstan. Trekt in de winter naar zuidelijk Afrika en kleine gebieden net onder de Sahara. In Nederland een dwaalgast.
Biotopen
Komt in zijn leefgebied voor op steppen, grasland, akkerland, in riviervalleien en langs oevers van meren of kusten van zeeën. Voorkeur voor zoute grond met schaarse vegetatie; altijd met water of natte gebieden in de buurt.
Voedsel
Foerageert meestal in de vlucht; jaagt op vliegende insecten, vooral in ochtend en avond.
Eieren
Aantal eieren in legsel meestal 3, soms 2 of 4. Rondachtig tot ovaal. Glad, niet glanzend. Gelijk aan de eieren van de vorkstaartplevier, maar lijken enigszins groener of meer olijfkleurig en met gewoonlijk kleinere, meer onregelmatige tekens. Formaat 32,4 x 24,8 mm.
Geluiden
Lijkt veel op vorkstaartplevier, maar misschien wat lager.
Publicatie
- Oosterbroek, P., Roselaar, C.S. & P. Schalk (eds.). Vogels van Europa. ETI BioInformatics. [link]