Overslaan en naar de inhoud gaan

Scholekster Haematopus ostralegus

Foto: Henk Olieman

Indeling

Haematopus [genus]
ostralegus [soort]

Herkenning
43 cm. Grote, bonte, zwart-witte steltloper met lange oranje snavel en roze poten. Kop, borst, rug en vleugels glanzend zwart; brede witte vleugelstreep; onderdelen en stuit wit, staart wit met brede zwarte eindband. In winterkleed met witte keelband. Juveniel als adult maar bovendelen bruinzwart, snavel vuiloranje en witte keelband.

Verspreiding en voorkomen
Broedt in de kustgebieden van Noordwest-Europa, IJsland, Rusland, Kazachstan en Noord-Azië. Overwintert met name in de Afrikaanse kustgebieden. In Nederland talrijke broedvogel, jaarrond aanwezig, doortrekker en wintergast in zeer groot aantal.

Biotopen
Over het algemeen aan zeekusten in diverse habitats, maar ook in binnenland in weilanden en op akkers.

Voedsel
Boort naar schelpdieren (vooral mossel, kokkel, nonnetje). Schelpen worden geopend met snavel, door sluitspier van schelp kapot te steken. Eet ook krabben, wormen en in mindere mate insecten en eieren.

Eieren
Aantal eieren in legsel meestal 3, zelden 2-4. Buikig tot ovaal. Gland en glanzend. Geelachtig met witgrijze, grijsachtige of geelbruine tinten, zeldzamer groenachtig of bruinachtig. Verschillend getekend, doch gewoonlijk fors bruinachtig-zwart gestippeld, gevlekt en onregelmatig gestreept. In zeer verschillende grootte. Formaat 57 x 40 mm.

Geluiden
Roep luid 'tepiet' en 'piek piek'. Fluitende zang als roep, eindigend in triller.

Publicatie