Overslaan en naar de inhoud gaan

Zwarte stern Chlidonias niger

Foto: Hans van der Meulen

Indeling

Laridae [familie]
Chlidonias [genus] (3/1)
niger [soort]

Herkenning
24 cm. De enige stern die in broedkleed geheel zwart is, behalve de opvallende witte onderstaart en lichte ondervleugels. Rug en vleugels leigrijs. Juveniel en adult in winterkleed met wit voorhoofd, nek en onderdelen; zwarte vlek op zijkant van de borst onderscheidt zwarte van witvleugelstern. Tijdens rui in meer of mindere mate gevlekt. Snavel zwart, poten roodbruin. Vliegt heen en weer over water om insecten op te pikken maar duikt zelden in water. Nestelt in kleine kolonies op waterplanten in ondiep water van moerassen en lagunes; soms in zompige weilanden.

Verspreiding en voorkomen
Broedt in kleine delen van Europa, voornamelijk in de Baltische Staten, de Kaukasus, West-Rusland en Kazachstan. Trekt in de winter naar de kustgebieden van Midden-Amerika, noordelijk Zuid-Amerika en Zuidwest-Afrika. In Nederland vrij schaarse broedvogel, wegtrekkend, doortrekker in vrij groot aantal.

Biotopen
Ondiepe en matig voedselrijke moerassen en in landbouwgebieden met veel sloten, modderbanken en moerasplanten. Uitgestrekte velden van krabbenscheer, waterviolier en fonteinkruiden en een weelderige, soortenrijke oeverzone (verlandingsmoeras).

Voedsel
In de broedtijd voornamelijk insecten en andere ongewervelde dieren; 's winters ook vis.

Eieren
Aantal eieren in legsel meestal 3, soms 2-4. Ovaal tot kort peervormig. Glad en enigszins glanzend. Licht geelbruin tot bruin, of licht geelachtig tot crèmeachtig. Met onregelmatige zwarte en bruine spikkels en vlekken, vaak grote, herhaaldelijk geconcentreerd in een brede strook rond de stompe pool. 34,8 x 25,2 mm.

Geluiden
Tamelijk zwijgzaam. Gewoonlijk 'kit' of een vrij schel 'krieiek'.

Publicatie