Overslaan en naar de inhoud gaan

Vorkstaartmeeuw Xema sabini

Foto: Gert Veurink

Indeling

Laridae [familie]
Xema [genus] (1/0)
sabini [soort]

Herkenning
27-32 cm. Langvleugelige meeuw met sternachtige vlucht. Adult heeft karakteristiek vleugelpatroon met zwarte buitenste handpennen, witte driehoek op binnenste handpennen en armpennen en grijze bovenvleugeldekveren en rug. Staart ondiep gevorkt, maar dit is vaak moeilijk te zien. Adult heeft in zomerkleed donkergrijze kopkap, in winterkleed is kop wit met grijze vlek op oorveren en achterkop. Juvenielen hebben donkere, grijsbruine bovendelen, dekveren, achterhoofd. kruin en donkere vlek op zijborst. Kan op grotere afstand makkelijk met jonge drieteenmeeuw worden verward.

Verspreiding en voorkomen
Broedt in Alaska, uiterst noordelijk Canada, Groenland en Noord-Rusland. Trekt in de winter naar de kustzee bij oostelijk Zuid-Amerika en zuidoostelijk Afrika. In Nederland een doortrekker in uiterst klein aantal.

Biotopen
Op open zee.

Voedsel
Ongewervelden en vis. In het broedseizoen ook insecten en larven en soms eieren, jonge vogels en aas.

Eieren
Aantal eieren in legsel meestal 3, soms 2. Buikig. Glad, enigszins glanzend. Nuances van diep olijf tot geelbruinachtig-olijf, donkerder dan de meeste meeuweneieren. Onduidelijk en verschillend getekend met nuances van olijfbruin, soms sterk verspreid, soms bijna beperkt tot een zone rond de stompe pool. Enkele eieren lichter groenachtig-olijf met zwartbruine tekens. Formaat 44,4 x 32,2 mm.

Geluiden
Op kolonie 'kjier', alarm 'kekekek'. Buiten broedgebieden zwijgzaam.

Publicatie