35 cm. Meest algemene stern. Slanke vogel met zwarte kopkap en diep gevorkte staart. Snavel oranjerood met zwarte punt, poten rood. Bovenvleugels en rug grijs. Buitenste 4-6 handpennen donkerder dan rest van bovenvleugel, donkere ruit vormend. Punten aan onderzijde van handpennen donkergrijs, beetje slordige rand vormend, in tegenstelling tot noordse stern. Heeft minder doorschijnende hand- en armpennen dan noordse stern, maar onder de juiste condities kan een doorschijnend 'venster' bij binnenste handpennen waargenomen worden. Juveniel heeft donkere kopkap, donkerrode snavel, bruingrijze gebandeerde bovendelen en een donkergrijze streep over voorvleugel, gevormd door kleine dekveren.
Publicatie
- Oosterbroek, P., Roselaar, C.S. & P. Schalk (eds.). Vogels van Europa. ETI BioInformatics. [link]