Herkenning
43-51 cm, spanwijdte 102-118 cm. Groter dan noordse pijlstormvogel, bijna zo groot als kleine mantelmeeuw. Bovendelen bruingrijs, onderdelen wit. Karakteristieke zwartbruine kopkap omgeven door wit. Snavel zwart (geel met zwarte punt bij Kuhls pijlstormvogel). Donkere bandjes op ondervleugel en okselveren. Heeft witte stuit, maar dit vormt geen uitsluitend kenmerk met Kuhls pijlstormvogel. Zwartbruine buikvlek meestal moeilijk in het veld te zien.
Verspreiding en voorkomen
Broedt op één van de Falklandeilanden en de eilanden Tristan da Cunha en Gough. Overwintert op de Atlantische Oceaan. Dwaalgast in Nederland.
Biotopen
Komt in zijn leefgebied buiten broedtijd voor in koude pelagische wateren.
Voedsel
Vissen, koppotigen en kreeftachtigen.
Eieren
Aantal eieren in legsel 1. Wit. Formaat 78,1-80 x 48,6-51,5 mm.
Geluiden
Zwijgzaam. Nachtelijke roep op kolonies luid krassend 'kaa-oef.
Publicatie
- Oosterbroek, P., Roselaar, C.S. & P. Schalk (eds.). Vogels van Europa. ETI BioInformatics. [link]