Herkenning
125-145 cm. Grote, onmiskenbare, roze, zwarte en witte watervogel met enorme, lange nek en poten, en merkwaardige, naar beneden gebogen snavel. In vlucht contrasteren vuurrode vleugeldekveren met zwarte slag- en handpennen; vlucht met uitgestrekte nek en poten. Snavelpunt zwart, roze aan basis; poten roze.

Verspreiding en voorkomen
Standvogel in het Middellandse Zeegebied, westelijke kustgebieden van Afrika, en van Eritrea tot in Zuid-Afrika. Wintergast in kustgebieden van het Arabisch Schiereiland en de Kaspische Zee en in Zuid-Azië. In Nederland een jaargast in uiterst klein aantal.

Biotopen
In zijn leefgebied beperkt tot open zoet-, zout of brak water; lagunes, delta's, ondiepe kustwateren, grote meren.

Voedsel
Voornamelijk garnalen, insecten, schelpdieren, wormen en andere kleine ongewervelde dieren, algen en zaden. Foerageert lopend in ondiep water met de kop onder water tussen de poten.

Eieren
Aantal eieren in legsel meestal 1, zelden 2. Langwerpig. Groenachtig-wit met een witte kalkachtige buitenlaag, in het begin zacht en later gekrast en gevlekt. Formaat 88,8 x 54,6 mm.

Geluiden
Gansachtig; op grond babbelende en in de vlucht trompetterende geluiden.

Publicatie

• Oosterbroek, P., Roselaar, C.S. & P. Schalk (eds.). Vogels van Europa. ETI BioInformatics. [link]