Herkenning
19-22 cm, spanwijdte 45-48 cm. Groter en bruiner dan stormvogeltje, met langere vleugels en een duidelijke grijswitte vleugelstreep op de bovenvleugel (afwezig bij stormvogeltje); ondervleugel donker. Staart lang en gevorkt, witte stuit met grijze lengtestreep. Kenmerkende vlucht: snel, soepel en erratisch, met veel glijvluchten en plotselinge wendingen en verandering in snelheid. Volgt geen schepen. Komt in het broedseizoen alleen in de kolonie op donkere nachten.
Verspreiding en voorkomen
Broedt op eilanden en bij kustgebieden aan de noordelijke Grote Oceaan en de Atlantische Oceaan. Overwintert op de Grote Oceaan en de Atlantische Oceaan. In Nederland een doortrekker in zeer klein aantal.
Biotopen
Op open zee of na (lange) storm soms in de branding.
Voedsel
Voornamelijk planktonische kreeftachtigen, weekdieren, kleine visjes. Foerageert door al fladderend kleine prooi uit het water op te pikken.
Eieren
Aantal eieren in legsel 1. Elliptisch tot buikig, stomp einde. Niet glanzend. Wit. Gewoonlijk met een strook van fijne roodachtige vlekjes aan de stompe pool. Formaat 32,8 x 23,85 mm.
Geluiden
Alleen in de kolonie; een rythmische serie van oplopende snorrende geluiden, onderbroken door kort 'wie'.
Publicatie
- Oosterbroek, P., Roselaar, C.S. & P. Schalk (eds.). Vogels van Europa. ETI BioInformatics. [link]