Herkenning
78-90 cm. Verschilt van blauwe reiger door kleiner formaat en duidelijk donkerder verenkleed. Rug en vleugels leigrijs, in broedseizoen kastanjebruine, verlengde schouderveren. Kruin en kuif zwart; borst kastanjebruin met zwart aan zijden; sterk gestreepte, roodbruine nek. Juveniel meer zandkleurig, met kastanjebruine kruin en zonder zwarte strepen op kop en nek. Heeft meer 'slangachtige' kop en nek dan blauwe reiger. Vliegt met ingetrokken, meer 'doorgezakte' nek en snellere vleugelslag dan blauwe reiger; tenen van purperreiger zijn langer.
Verspreiding en voorkomen
Komt voor in Europa en Zuid-Afrika, in Zuidoost-Indië tot Indonesië. Overwintert in Afrika ten zuiden van de Sahara. Noordelijk populaties zomergast; zuidelijke en oostzuidelijke populaties deels standvogel. In Nederland doortrekker.
Biotopen
Gebonden aan natte gebieden met hoge en dichte, opgaande vegetatie, waarin nesten gebouwd worden. Ondiepe, voedselrijke wateren met vlakke bodem en zonder rotsen en dergelijke, meestal omgeven door dichte, opgaande vegetatie.
Voedsel
Foerageert, vanuit een stilstaande houding, op vissen en insecten, vooral in de vroege ochtend en avond. Neemt ook wel kleine zoogdieren en amfibieën.
Eieren
Aantal eieren in legsel meestal 4-5, soms 3-6, zelden 7-8. Verschillend in vorm, elliptisch tot buikig, gedrongen tot langwerpig. Glad, niet glanzend. Licht groenachtig-blauw. Formaat 56,3 x 40,9 mm.
Geluiden
Lijkt op dat van blauwe reiger, maar meestal zwijgzaam.
Publicatie
- Oosterbroek, P., Roselaar, C.S. & P. Schalk (eds.). Vogels van Europa. ETI BioInformatics. [link]