Overslaan en naar de inhoud gaan

Lepelaar Platalea leucorodia

Foto: Kees Venneker

Indeling

Platalea [genus] (1/1)
leucorodia [soort]

Herkenning
86 cm. De witte kleur en de opmerkelijke spatelvormige snavel maken de lepelaar onmiskenbaar. Adult in zomerkleed met gele vlek op borst. Poten en snavel zwart, snavel met gele punt. Juveniel met zwarte vleugelpunten, zonder gele vlek op borst, vleeskleurige snavel en gele of geelgroene poten. Vliegt vrij langzaam met regelmatige vleugelslagen en af en toe een glijvlucht; groepen vliegen meestal in linie. Verschilt van alle witte reigers door gestrekte nek in vlucht en spatelvormige snavel.

Verspreiding en voorkomen
Broedt in kleine delen van Europa, daarnaast ook in een gebied van tussen Georgië en Mongolië. Overwintert met name in Indië. In Nederland vrij schaarse broedvogel, wegtrekkend, doortrekker in vrij klein aantal.

Biotopen
Nestelt in rietmoerassen op de grond bij meren en rivieren, maar plaatselijk ook in bomen en struiken. Foerageert in ondiep, zoet, brak of zout water met modderige of zandige bodem.

Voedsel
Vooral kleine vis, maar verder allerlei ongewervelden en andere kleine gewervelden, zoals kikkers. Foerageert wadend in het water door met iets geopende snavel van ene naar andere kant te zwaaien.

Eieren
Aantal eieren in legsel meestal 4, soms 3-5, zelden 6. Langwerpig. Glad, niet glanzend. Wit. Schaars roodachtig-bruin gevlekt en bespikkeld. Af en toe sterk getekend. Formaat 67,2 x 45,4 mm.

Geluiden
Zwijgzaam. Maakt in broedtijd af en toe grommende geluiden. Juvenielen hebben ook hoog gepiep.

Publicatie