Overslaan en naar de inhoud gaan

Dwergarend Hieraaetus pennatus

Indeling

Accipitridae [familie]
Hieraaetus [genus] (1/0)
pennatus [soort]

Herkenning
45-53 cm, spanwijdte 110-132 cm. Een kleine arend ter grootte van een buizerd, met een lange staart. Heeft twee kleurvormen. Lichte vorm is het algemeenst: witte onderdelen, zwarte handpennen en egale, bleek kaneelkleurige, vierkante staart, bovendelen donkerbruin met brede vuilwitte band over vleugeldekveren en schouders, handpennen donkerder. Donkere vorm egaal zwartbruin, behalve blekere staart en binnenste handpennen. Loopbeen zwaar bevederd; tenen geel. Zweeft met bijna rechte vleugels; vlucht veel lichter en wendbaarder dan buizerd. Juveniel als adult. Donkere vorm kan verward worden met zwarte wouw, maar mist gevorkte staart.

Verspreiding en voorkomen
Broedt in delen van Zuid-, Zuidoost- en Oost-Europa, het Atlasgebergte, Centraal-Azië, Zuid-Siberië en zuidelijk Zuid-Afrika. Trekt in de winter naar grote delen van Afrika ten zuiden van de Sahara en Zuid-Azië. In Nederland een zeldzame dwaalgast.

Biotopen
Bewoont in zijn leefgebied open bosland nabij heuvels; bosvogel met voorkeur voor gemengd bos, afgewisseld met struikgewas, heide en grasland.

Voedsel
Jaagt met snelle duikvlucht door bosjes of in zweefvlucht, gevolgd door duikvlucht naar prooi. Vangt kleine tot middelgrote vogels, hagedissen en kleine zoogdieren.

Eieren
Aantal eieren in legsel meestal 2, soms 1. Rondachtig ovaal. Niet glanzend. Wit. Met bruine, soms slechts zwakke tekening. Formaat 55 x 44,3 mm.

Geluiden
In broedseizoen zeer luidruchtig, gewoonlijk een schel, melodieus 'kie-kie-kie' of 'pipie-pi-pi-pi-pi'.

Publicatie