Overslaan en naar de inhoud gaan

Blauwe kiekendief Circus cyaneus

Foto: Wijnand van Buuren

Indeling

Accipitridae [familie]
Circus [genus]
cyaneus [soort]

Herkenning
44-52 cm, spanwijdte 100-120 cm. Verschilt van steppe- en grauwe kiekendief door opvallender witte stuitvlek, groter formaat en bredere vleugels en staart. Mannetje blauwgrijs met donkergrijze vleugelachterrand, mist vleugelstrepen van grauwe en heeft donkerder borst dan steppekiekendief, met uitgebreidere zwarte vleugelpunten. Vrouwtje en juveniel met donkerbruine bovendelen en geelbruine onderdelen met donkerder strepen; witte stuitvlek helderder en groter dan bij grauwe kiekendief, maar verschil niet altijd diagnostisch. Toont in de vlucht vijf vingers (grauwe en steppekiekendief vier), koppatroon minder uitgesproken, met vage nekband en zonder donkere oordekveren. Juveniel verschilt van jonge grauwe door gestreepte onderdelen. Vliegt op typische kiekendievenwijze met vleugelslagen afgewisseld door glijvluchten, met vleugels in ondiepe V.

Verspreiding en voorkomen
Broedt in Noord- en Noordoost Europa en Azië. Overwintert zuidelijk tot Noord-Afrika en richting Azië, van Turkije tot Oost-China en Japan. In Nederland uiterst schaarse broedvogel, gedeeltelijk wegtrekkend.

Biotopen
In de broedtijd heidevenen, graslanden, duinen, moerasgebieden en akkers.

Voedsel
Zoekt prooi in lage vlucht en vangt deze bij verrassing in plotselinge duik. Vooral jonge en volwassen zangvogels, jonge nestvlieders, kleine knaagdieren.

Eieren
Aantal eieren in legsel 4-6, zelden tot 12. Rondachtig. Blauwacht-wit, met enkele lichtbruine vlekken. Binnenzijde schaal groen. Formaat 46,2 x 35,3 mm.

Geluiden
Gewone roep een snel, kekkerend 'ke ke ke ke'; ook een klaaglijk 'piih-e'.

Publicatie