Herkenning
50-60 cm, spanwijdte 120-150 cm. Te onderscheiden van buizerd door groter formaat, langere vleugels en langere witte staart met brede, donkere eindband; gewoonlijk met meer wit op ondervleugels en onderdelen en met zwarte 'polsvlekken' en vleugelpunten; buik en 'broek' donkerbruin, streping op keel variabel, kop licht, tarsi wit bevederd. Juveniel als bleke adult met staart op afstand geheel donker lijkend. 'Bidt' regelmatig.

Verspreiding en voorkomen
Broedvogel van Scandinavië tot Oost-Siberië, en in noordelijk Noord-Amerika. Trekt in de winter naar Midden-Noord-Amerika en van oostelijk Groot-Brittannië en Noord-Italië tot Oost-China. In Nederland een wintergast in uiterst klein aantal.

Biotopen
In open terreinen, zoals duinen, moerassen, venen, heidegebieden etc. Ook op akkers, weilanden en bij jonge bosaanplant.

Voedsel
Voornamelijk op de grond levend kleine zoogdieren, gevangen vanuit 'bidstand' of na een korte stootduik vanaf zitplaats. Soms ook zangvogels, jongen van ganzen en auerhoen.

Eieren
Aantal eieren in legsel 2-3, 5-7 in goede lemmingjaren. Rondachtig tot gedrongen elliptisch. Niet glanzend. Wit. Meestal verschillend getekend met vlekken en strepen van kastanjebruin-rood tot bruin. Formaat 55,3 x 44,3.

Geluiden
Roep lijkt op buizerd maar luider en lager.

Publicatie

• Oosterbroek, P., Roselaar, C.S. & P. Schalk (eds.). Vogels van Europa. ETI BioInformatics. [link]