Overslaan en naar de inhoud gaan

Buizerd Buteo buteo

Foto: Hans van der Meulen

Indeling

Buteo [genus]
(3 soorten in totaal / 1 gevestigd)
buteo [soort] (2/1)

Indeling

Buteo [genus]
(3 soorten in totaal / 1 gevestigd)
buteo [soort] (2/1)

Herkenning
51-57 cm, spanwijdte 113-128 cm. In vlucht met brede, afgeronde vleugels, licht afgeronde, relatief korte staart en korte nek. Verenkleed van adulten zeer variabel, gewoonlijk met donkerbruine bovendelen en wit en bruin gevlekte en gestreepte ondervleugels; hoeveelheid wit op onderdelen en ondervleugels varieert aanzienlijk. Verschilt van ruigpootbuizerd door bruingrijze staart met smalle, onduidelijke bandering en brede eindband, onduidelijke 'polsvlekken' op ondervleugel en onbevederde, gele tarsi. Wespendief zweeft op vlak gehouden vleugels, heeft een kleine, Koekoek-achtige kop en langere vleugels en staart met andere bandering. Oostelijke ondersoort b. b. vulpinus, steppebuizerd, is roestkleuriger en lijkt sterk op arendbuizerd, maar is kleiner met kortere vleugels, heeft vage staartbandering op egaal rossige staart (arendbuizerd heeft blekere basis), met donkerder kop, en mist meestal contrast tussen donkere buik en crèmekleurige borst. Zweeft langdurig met enigszins in V geheven vleugels en gespreide staart. Vliegt met vrij snelle, stijve en ondiepe vleugelslagen. Bidt af en toe.

Verspreiding en voorkomen
Broedt in Scandinavië, Rusland en Centraal-Europa. Overwintert in Afrika, Israel, Arabië, Centraal-Azië en Zuid-Indië. Standvogel voornamelijk in Verenigd Koninkrijk, Zuid-Europa, Turkije, Kaukasus. In Nederland vrij talrijke broedvogel, jaarrond aanwezig, doortrekker en wintergast in vrij groot aantal.

Biotopen
Is te vinden in uitgestrekte bossen, afgewisseld met heide en boerenland, moerasbossen, boerenland met bosjes en houtwallen, duinvalleien met struweel, bosjes in steden.

Voedsel
Jaagt tijdens zweefvlucht, speurend vanaf zitplaats of lopend op de grond. Voedsel gevariëerd, voornamelijk kleine zoogdieren, maar ook vogels, reptielen, amfibieën, grote insecten en regenwormen.

Eieren
Aantal eieren in legsel 3-4, soms 1-6. Rondachtig tot gedrongen elliptisch. Niet glanzend. Wit. Verschillend gevlekt met kastanjebruin-rood of bruin en zwak purperachtig of grijsachtig-bruine vlekken; soms met slechts een paar zwakke vlekjes. Formaat 56,8 x 45,5 mm.

Geluiden
Gewoonlijk een ver hoorbaar, klaaglijk miauwend 'pie-èh'.

Publicatie