Overslaan en naar de inhoud gaan

Appelvink Coccothraustes coccothraustes

Foto: Jankees Schwiebbe

Indeling

Fringillidae [familie]
Coccothraustes [genus] (1/1)

Herkenning
18 cm. Een forse vogel met zeer zware snavel, grote kop en korte staart. Kop geelachtig bruin, zwarte keel en teugels, achterhoofd asgrijs, warmbruine mantel, rug, schouders, kleine en middelste dekveren, onderdelen bleek beige, stuit en staart (met witte eindband) lichter bruin dan rug. Vleugels blauwzwart met grote witte schoudervlekken, basale helft van handpennen wit. Vleugeltekening en silhouet maken verwarring onwaarschijnlijk. Snavel in broedtijd grijsblauw, 's winters hoornkleurig. Vrouwtje als mannetje maar verenkleed iets lichter en met grijs vleugelveld. Juveniel doffer, bruine strepen (vooral op onderdelen) en gelige keel. Schuwe vogel, verblijft veel in hoogste takken. Meestal ontdekt door roep.

Verspreiding en voorkomen
Komt voor van Groot-Brittannië tot aan Japan. In Europa voornamelijk standvogel. In Nederland vrij talrijke broedvogel, gedeeltelijk wegtrekkend, doortrekker en wintergast in vrij groot aantal.

Biotopen
Verblijft veel in bomen; dichtbegroeide bossen en parken. 's Winters soms in meer open landschap.

Voedsel
Voornamelijk knoppen, zaden en pitten; voedt jongen met insecten.

Eieren
Aantal eieren in legsel meestal 5, soms 2-7. Buikig. Glad en enigszins glanzend. Lichtblauw, of grijsachtig-groen, zelden licht geelbruin of grijs. Schaars, doch meestal matig bezet met flinke spikkels en krabbels in zwartachtig-bruin, soms geconcentreerd in de richting van de stompe pool. Formaat 24,2 x 17,4 mm.

Geluiden
Meest gehoorde roep is een scherp, klikkend 'tik-tik'. Zang wordt zelden gehoord.

Publicatie