Overslaan en naar de inhoud gaan

Kneu Linaria cannabina

Foto: Louis Westgeest

Indeling

Fringillidae [familie]
Linaria [genus] (2/1)
cannabina [soort]

Herkenning
13,5 cm. Mannetje met scharlakenrood voorhoofd en borst, kastanjebruine mantel, grijzige kopzijden, zwarte slag- en staartpennen met witte randen. Vrouwtje bruin gestreept op borst en op kastanjebruine mantel. Beide sexen hebben donkergrijze snavel en gevorkte staart. Verschilt van barmsijs en frater door duidelijke witte vleugelvlekken en staartzijden, kastanjebruine mantel en donkere snavel (ook 's winters) en door ander geluid. Juveniel een tamelijk onopvallende vink, maar witte vleugelvlekken sluiten alle andere kleine vinken uit, behalve frater. Vaak in troepen, 's winters samen met andere vinken en gorzen.

Verspreiding en voorkomen
Leefgebied strekt zich uit van Ierland via zuidelijk Fenno-Scandinavië tot ver in Siberië. In Nederland talrijke broedvogel, wegtrekkend, doortrekker en wintergast in groot aantal.

Biotopen
Gevarieerd halfopen landschap, met bomen, heggen, bosjes en open gedeelten met lage vegetatie. Vaak nabij braak liggend land en in landbouwgebieden. 's Winters vaak op akkers.

Voedsel
's Zomers zaden en insecten, 's winters zaden. Foerageert meestal op de grond of in lage vegetatie.

Eieren
Aantal eieren in legsel meestal 4-6, zelden 7. Buikig. Glad en licht of niet glanzend. Zeer lichtblauw tot witachtig-blauw. Bezet met lichtroze of purperen spikkels, stippen, fijne vlekjes en streepjes, hoofdzakelijk aan de stompe pool; schaarser bezet met zwaardere spikkels, kleine vlekjes en streepjes in kastanjebruin of purperachtig-zwart. Formaat 18,2 x 13,2mm.

Geluiden
Vluchtroep 'knut knut'. Zang een gevarieerd, muzikaal gekwetter met heldere fluitende tonen, gewoonlijk vanaf zangpost.

Publicatie