Overslaan en naar de inhoud gaan

Grote barmsijs Acanthis flammea

Foto: Wijnand van Buuren

Indeling

Fringillidae [familie]
Acanthis [genus] (3/1)
flammea [soort]

Herkenning
13 cm. Lijkt op kneu en frater. Beide sexen hoofdzakelijk bruin met gestreepte nek, bovendelen en flanken, twee witachtige vleugelstrepen, witte buik, donkere slagpennen, donkere, gevorkte staart en gelige snavel. Mannetje met rood op voorhoofd, zwarte kin en rode, ongestreepte borst. Rood vaak tot op flanken en bovenbuik en wangen; roze stuit. Vrouwtje met rode kruin en zwarte kin, sterk gestreepte borst; stuit bruin, gestreept. Juveniel bruin, gestreept, te onderscheiden van Kneu door twee vleugelstrepen, geen witte vleugelvlek, en van frater door ontbreken van wit in vleugel en staart. Groter dan kleine barmsijs, met grijzere bovenzijde, wittere onderzijde, lichtere, gestreepte stuit, en iets andere roep. Buiten broedtijd in troepen, vaak met andere vinken. Vlucht golvend.

Verspreiding en voorkomen
Broedvogel in Noord-Canada, Noord-Alaska, Groenland en Noord-Rusland. Standvogel van Scandinavië tot in Oost-Rusland en in Alaska en Canada. Wintergast in zuidelijk Canada en noordelijk Verenigde Staten en van Noordwest-Europa tot in Oost-Azië. In Nederland een doortrekker en wintergast in vrij klein aantal.

Biotopen
In berken, lariks en elzen. Ook op akkers, braakliggende grond en in parken.

Voedsel
Voornamelijk zaden van bomen en kruiden, 's zomers ook insecten.

Eieren
Aantal eieren in legsel meestal 4-5, soms 3-7. Buikig. Glad en slechts iets glanzend, of niet glanzend. Lichtblauw, een beetje donkerder dan die van de kneu en frater, maar gelijk getekend met fijne spikkels, kleine vlekjes en krabbels; de meeste in lichtroze of lila, en schaarser in purper en roodbruin. De meeste tekens zitten geconcentreerd aan de stompe pool. Formaat 16,9 x 12,6 mm.

Geluiden
Vluchtroep een snel 'tjètjètjè' en 'tsoeie'. Zang bestaat uit snelle trillers, vermengd met roep.

Publicatie