Overslaan en naar de inhoud gaan

Kruisbek Loxia curvirostra

Foto: Sander Turnhout

Indeling

Fringillidae [familie]
Loxia [genus] (3/1)

Herkenning
16,5 cm. Beide sexen met unieke gekruiste korte snavel en grote kop, die samen met acrobatische foerageermethode een papegaai-achtige indruk geven. Adult mannetje met oranjerode kop, boven- en onderdelen en zwarte vleugels en staart. Vrouwtje groen waar mannetje rood is. Anaalstreek en onderstaart wittig. Juveniel bruin gestreept en met kleinere snavel. Sommige jonge kruisbekken kunnen een dubbele, witte vleugelstreep hebben en ongeveer 1 op de 1000 adulte kruisbekken heeft ook twee witte vleugelstrepen en witte punten aan de tertials, als witbandkruisbek. De vleugelstrepen zijn echter smaller (1-2,5 mm, bij witbandkruisbek 2,6-6 mm). Meestal in troepen in bomen, zittend of ondersteboven aan takken hangend. Drinkt vaak bij poeltjes en regenplassen.

Verspreiding en voorkomen
Komt voor in grote delen van Noord-Amerika, Europa en in Azië van West-Rusland tot Japan en Zuid-China. In Nederland een schaarse broedvogel, wegtrekkend, doortrekker en wintergast in vrij klein aantal.

Biotopen
Broedt bij voorkeur in oudere naaldbossen met open plekken, voornamelijk in bossen met grove den en fijnspar. In de winter vaak in lariks te vinden. Tijdens de trek ook over steden en open landschappen.

Voedsel
Voornamelijk sparrenzaden, ook dennenzaden. Soms insecten.

Eieren
Aantal eieren in legsel meestal 3-4, soms 2-5. Buikig. Glad en glanzend. Zeer lichtblauw of blauwachtig-wit. Verschillend en schaars getekend met spikkels, stippen en korte krabbels in purper of purperachtig-zwart, en zwakker lichtroze en lila, hoofdzakelijk beperkt tot de stompe pool. Formaat 21,9 x 16,0 mm.

Geluiden
Vluchtroep een kenmerkend 'kiep kiep'. Zang een welluidend gekweel, samengesteld uit roepen en groenlingachtige trillers. Zingt 's winters en in vroege voorjaar.

Publicatie