Herkenning
15 cm. Kleiner dan kruisbek, met kleinere, minder hoge snavel, kleinere kop, langere staart en karakteristieke brede witte vleugelstrepen en witte punten aan de tertials. Vleugelstrepen bij jonge vogels smaller.

Verspreiding en voorkomen
Standvogel in noordelijk Noord-Amerika, Noordoost-Scandinavië en in Rusland. Wintergast in de Verenigde Staten, een deel van zuidelijk Canada en in Noordoost-China. In Nederland een dwaalgast.

Biotopen
Komt in zijn leefgebied voor in naaldbossen, met name in lariks.

Voedsel
Voornamelijk larikszaden, maar ook zaden van andere naaldbomen, knoppen en bessen.

Eieren
Aantal eieren in legsel meestal 3-4, zelden 5. Buikig. Glad en glanzend. Als die van de kruisbek. Licht blauwachtig of groenachtig-wit. Gespikkeld en verschillend getekend met donkerpurper aan de stompe pool. Formaat 20,8 x 14,7 mm.

Geluiden
Als van kruisbek maar hoger en minder metalig. Kenmerkend is een speelgoedtrompet-achtig 'èèp'. Zang muzikaler dan kruisbek.

Publicatie

• Oosterbroek, P., Roselaar, C.S. & P. Schalk (eds.). Vogels van Europa. ETI BioInformatics. [link]