Overslaan en naar de inhoud gaan

Rouwkwikstaart Motacilla yarrellii

Foto: Kees Venneker

Indeling

Motacillidae [familie]
Motacilla [genus] (9/5)
yarrellii [soort]

Voorkomen

StatusOorspronkelijk. Minimaal 10 jaar achtereen voortplanting. (1a)
Habitatland
ReferentieZeldzame vogels van Nederland – Rare birds of the Netherlands. Avifauna van Nederland 1

De herkenning van ‘witte kwikstaarten’ is vrij complex. In het broedkleed zijn de zwart-witte Rouwkwikstaart-mannetjes eenvoudig te determineren. Volwassen vrouwtjes zijn veel minder duidelijk, maar met enige ervaring wel te herkennen aan hun zwarte stuit en donkere rug die naadloos overgaat in een zwarte kopkap, evenals de roetgrijze flanken en opvallende witte vleugelvlekken. Een probleem vormen sommige vogels in hun tweede kalenderjaar en nakomelingen van mengparen tussen Witte Kwikstaart en Rouwkwikstaart. Zelfs in de hand is het niet altijd mogelijk om alle ‘witte kwikstaarten’ op soort te determineren (Cottaar & Geelhoed 1992, Cottaar 1995, A. Hellquist pers. med.).

Rouwkwikstaarten zijn in 1998-2000 vastgesteld in 13 atlasblokken als mogelijke en in 43 blokken als waarschijnlijke of zekere broedvogel. Voor zover bekend ging het steeds om een enkel broedpaar per jaar, met uitzondering van twee paren in 1998 op Neeltje Jans in het Deltagebied en in 1999 bij Lutjebroek in Noord-Holland. De meeste vogels broeden in het noordwesten van het land (Noord-Holland, Waddeneilanden) en de overige kustprovincies, wellicht met een uitloper langs de Grote Rivieren het binnenland in. Het zeldzame voorkomen in Hoog-Nederland is reëel. Opvallend is de clustering van negen blokken in de regio Hoorn-Enkhuizen. Hier wordt door enkele waarnemers speciale aandacht aan de soort besteed en blijkt hij op diverse locaties jaarlijks te broeden. Een mooi voorbeeld is een (zuiver) paar dat in 1995-2001 jaarlijks broedde in Lutjebroek en zeker 16 jongen grootbracht (A. Roobeek pers. med.). In minimaal twee atlasblokken elders in het land zijn Rouwkwikstaarten eveneens verschillende jaren achtereen als broedvogel gesigna­leerd.

Slechts een klein deel van de broedgevallen in Nederland betreft zuivere paren. Onder 43 zekere en waarschijnlijke broedgevallen in 1990-2001 waarbij het geslacht van beide partners bekend was, hadden er elf betrekking op uitsluitend Rouwkwikstaarten (26%). Bij mengparen was de man vaak een Rouwkwikstaart (13 van 19 paren, 68%). Mannetjes vallen meer op, zodat broedgevallen waarbij mannen betrokken zijn minder snel over het hoofd worden gezien.

Rouwkwikstaarten kunnen, net als Witte Kwikstaarten, dicht bij menselijke activiteiten broeden, wat ook blijkt uit broedgevallen binnen de atlasperiode in een kas, een kabelhaspel in een vervallen schuurtje, onder de kap van een kantoor, onder een fabrieksdak en op een recreatieterrein. In Groot-Brittannië wordt de helft van de nesten aangetroffen in gaten en holen in stenen muurtjes, bruggen of gebouwen (Mason & Lyczynski 1980).

Veranderingen

Ten opzichte van het onderzoek in 1973-77 valt op dat er nu minder meldingen afkomstig zijn uit Zuid-Holland, spe­ciaal de duinstreek. Uit het noordwesten van het land (Noord-Holland, Waddeneilanden) zijn Rouwkwikstaarten juist wat meer gemeld. Of deze veranderingen ook reële wijzigingen inhouden, is twijfelachtig. In beide atlasperioden zullen broedparen gemist zijn door determinatieproblemen en onvoldoende op de soort gericht onderzoek. Betrekkelijk veel broedgevallen worden gemeld door relatief weinig waarnemers. De activiteiten van dergelijke specialisten hebben een overheersende invloed op het verspreidingsbeeld. De Britse populatie bleef in 1966-99 redelijk stabiel, afgezien van inzinkingen door strenge winters met langere vorstperioden, zoals in 1978/79 en 1981/82 (Marchant et al. 1990, website BTO).

Aantallen

Afgaande op het aantal meldingen in de atlasperiode bedraagt de Nederlandse populatie jaarlijks minimaal 20-30 paren. Hoeveel paren gemist worden, is niet in te schatten. Mogelijk is de werkelijke populatie enkele malen groter. De onduidelijkheid over de populatiegrootte van de Rouwkwikstaart in Nederland is met het atlasproject dus niet weggenomen, al is het aannemelijk dat sommige eerdere schattingen (4-10 paren in 1973-77) te laag waren. De gesuggereerde stijging van het aantal broedparen weerspiegelt vermoedelijk alleen een toename van de op deze soort gespitste waarnemers.

Bron

Auteur(s)

Boele, A.

Publicatie

  • SOVON Vogelonderzoek Nederland 2002. Atlas van de Nederlandse broedvogels 1998-2000. Nederlandse Fauna 5: 1-584. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.