Herkenning
17 cm. Groter dan graspieper en veel donkerder. Poten zeer donker, maar lijken in helder licht soms iets roze. In winterkleed donkerder dan enige andere Europese pieper, met donkere grijsbruine, gevlekte kop en bovendelen, borst en flanken; onduidelijke wenkbrauwstreep. Borst met gele, gouden of olijfkleurige zweem, zwaar gespikkeld. Onderstaart met olijfkleurige of grijze tint. Zomerkleed donker olijfgrijs, maar lichter dan winterkleed, met duidelijkere wenkbrauwstreep. Scandinavische ondersoort littoralis met blauw-grijze kop en beige of roze zweem op de borst (maar minder bont dan waterpieper). Staart donker met grijze buitenste pennen.
Verspreiding en voorkomen
Broedvogel in kustgebieden van Fenno-Scaninavië. Standvogel in kustgebieden in zuidelijk Noorwegen en Zweden, de Britse Eilanden en Noordwest-Frankrijk. Wintergast in kustgebieden in Nederland, Duitsland, Denemarken, Frankrijk, Spanje, Portugal, Marokko en Tunesië. In Nederland een doortrekker en wintergast in vrij klein aantal.
Biotopen
Voornamelijk langs de kust op kwelders, maar ook op pieren, langs basaltblokken, bij havens en dijken en soms ook op kiezelstrandjes. Met name in de Delta en de Waddenzee.
Voedsel
Voornamelijk ongewervelden, soms ook plantaardig materiaal.
Eieren
Aantal eieren in legsel meestal 4-6. Buikig. Glad en glanzend. Grondkleur witachtig-grijs. Sterk bruin en lichtgrijs gespikkeld. Soms met een dunne zwarte haarlijn, of met een opeenhoping van donkere tekens in een krans of een kap bij de stompe pool. Formaat 21,4 x 15,6 mm.
Geluiden
Roep 'ziet', zwaarder dan waterpieper. Zang als waterpieper.
Publicatie
- Oosterbroek, P., Roselaar, C.S. & P. Schalk (eds.). Vogels van Europa. ETI BioInformatics. [link]