Overslaan en naar de inhoud gaan

Kleine karekiet Acrocephalus scirpaceus

Foto: Hans van der Meulen

Indeling

Acrocephalus [genus] (8/5)
scirpaceus [soort]

Herkenning
13 cm. Lijkt zeer veel op bosrietzanger en struikkarekiet, maar bovendelen en stuit rossiger dan van bosrietzanger. Onduidelijke lichte wenkbrauwstreep. Onderdelen meer bruinig, minder wit dan van bosrietzanger. Poten vaak wat grijzer, snavel wat langer en kop platter dan bosrietzanger, hetgeen een wat 'strengere' uitdrukking geeft. Meestal lastig te zien te krijgen, behalve tijdens zang, die meestal vanuit een rietstengel ten gehore wordt gebracht en waarbij de vogel langzaam omhoog klimt.

Verspreiding en voorkomen
Broedt in Europa, zuidelijk Scandinavië tot aan de Middellandse Zee. Overwintert met name in het oosten van zuidelijk Afrika: van Zambia tot Namibië. In Nederland zomergast.

Biotopen
Rietmoerassen.

Voedsel
Insecten, in najaar ook bessen.

Eieren
Aantal eieren in legsel meestal 4, zelden 3-6. Buikig. Glad en glanzend. Groenachtig-wit of zeer lichtgroen. Meestal sterk groen, olijfkleurig of dof grijs gespikkeld en gevlekt; vaak geconcentreerd aan of rond de stompe pool en vormt een zware kap; als de tekens fijner zijn schijnen ze dichter en gelijkmatig verspreid. Formaat 18,4 - 13,6 mm.

Geluiden
Roep 'tsjerr'. Zang lijkt op bosrietzanger, maar imiteert minder; lijkt ook op zang van rietzanger, maar is minder haastig en eentoniger. Karakteristiek is het steeds terugkerende 'karre karre kiet kiet'.

Publicatie