Overslaan en naar de inhoud gaan

Bosrietzanger Acrocephalus palustris

Foto: Louis Westgeest

Indeling

Acrocephalus [genus] (8/5)
palustris [soort]

Herkenning
12,5 cm. Lijkt zeer veel op struikkarekiet en kleine karekiet, vooral in het najaar. Minder rossig, meer olijfbruin dan kleine karekiet met minder rossige stuit. Onderdelen witter, met beige in plaats van rossige flanken. Snavel iets korter en kruin wat hoger, zodat kop een ronder uiterlijk heeft. Poten meer strogeel met blekere nagels dan kleine karekiet, die meestal grijzige poten heeft. Zang meestal vanuit midden van struik in plaats van boven uit een rietstengel. Zingt vaak 's nachts. Blijft veel in de vegetatie en is lastig te zien te krijgen.

Verspreiding en voorkomen
Broedt in Centraal-Europa tot Noordoost-Europa, Oekraïne, Wit-Rusland en Rusland. Overwintert langs de zuidoostkant van Afrika tot Zuid-Afrika. In Nederland zomergast.

Biotopen
Rietmoerassen met struiken en boompjes, ook in drogere ruigte.

Voedsel
Insecten, in najaar ook bessen.

Eieren
Aantal eieren in legsel meestal 4-5, soms 3-7. Buikig. Glad en glanzend. Zeer lichtblauwachtig, groenachtig of grijsachtig. Met enige zeer kleine spikkels alleen zichtbaar op korte afstand, en opvallend bezet met onregelmatige forse stippen en kleine vlekken in licht- en donkergroen en nuances van grijs; Zwaardere tekens vaak geconcentreerd bij of rond de stompe pool. Formaat 19,9 x 14,2mm.

Geluiden
Roep 'tsjuk'. Zang murmelend en kwelend en imiteert altijd andere vogels, minder eentonig dan kleine karekiet.

Publicatie