Overslaan en naar de inhoud gaan

Grote karekiet Acrocephalus arundinaceus

Foto: Kees Venneker

Indeling

Acrocephalus [genus] (8/5)

Herkenning
19 cm. Als een enorme kleine karekiet, heeft bijna formaat van zanglijster. Bovendelen effen bruin, onderdelen wit, maar flanken en onderstaart beige. In vlucht contrasteert rossigbruine stuit met bruine bovendelen. Smalle maar duidelijke witte wenkbrauwstreep en donkere oogstreep. Snavel lang en zwaar, poten grijs. Wordt meestal zingend in top van rietstengel gezien. Beweegt traag en log door de vegetatie, met zware 'sprongen'.

Verspreiding en voorkomen
Broedt van West-Europa tot in Japan en ontbreekt in Europa alleen op IJsland, de Britse Eilanden en in het merendeel van Fenno-Scandinavië. Overwintert met name in Afrika ten zuiden van de Sahara van Sierra Leone en Liberia tot Ethiopië, Namibië en Zuid-Afrika. In Nederland zomergast.

Biotopen
Rietvelden met overjarig riet.

Voedsel
Insecten en andere ongewervelden. In herfst ook bessen.

Eieren
Aantal eieren in legsel meestal 4-6, zelden 3. Buikig. Glad en enigszins glanzend. Zeer lichtgroen, blauwachtig-groen, of blauw, zelden wit. Verschillend getekend met forse zwartachtig-bruine, olijfbruine, licht olijf en groene, en licht blauwgrijze spikkels en vlekken; de grondkleur tussen de vlekjes meestal goed zichtbaar, zelden dicht maar soms kleiner en talrijker; van dichtbij vaak zeer fijne donkere spikkels zichtbaar; de tekens in het algemeen goed verspreid maar soms met een concentratie aan de stompe pool. Formaat 22,6 x 16,2mm.

Geluiden
Roep rauw 'tsjak'. Zang hard en krassend 'karre karre kiet kiet kurk kurk'.

Publicatie