Herkenning
11 cm. Geslachten gelijk. Lijkt op tjiftjaf, maar langer slanker uiterlijk. Kop, nek en mantel grijsgroen, stuit groen, groene randen aan slagpennen vormen onduidelijke vleugelvlek; borst grijswit, onderdelen wit. Balkanbergfluiter P. orientalis (tegenwoordig als aparte soort beschouwd) heeft grijzere bovenzijde, minder opvallende groene vleugelvlek en afwijkende roep. Kortere vleugels dan fluiter,, heeft vrijwel geen geel op kop en borst. Oog- en wenkbrauwstrepen onduidelijk; opvallend rond, donker oog, wat indruk geeft van 'open blik'. Over het algemeen lager in bomen dan fluiter.
Verspreiding en voorkomen
Broedt in delen van West- en Zuid-Europa en in de noordelijke delen van Marokko, Algerije en Tunesië. Trekt in de winter naar de westelijke Sahel. In Nederland een dwaalgast.
Biotopen
Komt in zijn leefgebied vaker in open gebergtebos voor dan fluiter, zowel in naald- als loofbos. Vereist in tegenstelling tot fluiter geen hoge bomen.
Voedsel
Ongewervelden; foerageert voornamelijk in bomen.
Eieren
Aantal eieren in legsel meestal 4-6, in het noorden van het verspreidingsgebied met een duidelijk tendens naar grotere legsels. Rondachtig tot ellipsvormig. Glad en glanzend. Wit. Fijn en overvloedig bezet met donker roodachtig-bruine of purperachtige-bruine spikkels; meestal met een opvallende zone bij of rond de stompe pool. Formaat 16 x 13 mm.
Geluiden
Roep 'djuwieuw' (bonelli) of 'tjip' (orientalis). Zang toonloze triller, herinnert aan zang van fluiter, maar langzamer, zonder versnelling.
Publicatie
- Oosterbroek, P., Roselaar, C.S. & P. Schalk (eds.). Vogels van Europa. ETI BioInformatics. [link]