Overslaan en naar de inhoud gaan

Fitis Phylloscopus trochilus

Foto: Hans van der Meulen

Indeling

Phylloscopus [genus]
(17 soorten in totaal / 3 gevestigd)
trochilus [soort] (2/1)

Herkenning
11 cm. Lijkt op tjiftjaf; evenals deze zonder duidelijke kenmerken. Bovendelen bruingroen of olijfkleurig, gezicht en borst duidelijk geel, onderdelen witter. Wenkbrauwstreep onduidelijk, geel, geflankeerd door donkerder oogstreep. Handpennen steken verder voorbij tertials uit dan bij tjiftjaf, poten meestal duidelijk bleker, wenkbrauwstreep doorgaans iets geprononceerder en kruin platter, alles bijelkaar meer indruk gevend van een minder ronde, langere en slankere vogel. Actiever dan tjiftjaf. Juveniel in het veld vaak te onderscheiden van adult door meer uniform geel en groen verenkleed, met name op onderdelen. Sommige adulten kunnen echter ook zeer geel zijn.

Verspreiding en voorkomen
Broedt in een gebied van Europa tot aan de Beringzee. Ontbreekt in Zuid-Europa. Overwintert in West- en Zuid-Afrika. In Nederland uiterst talrijke broedvogel, wegtrekkend, doortrekker in groot aantal.

Biotopen
Broedt op de grond of laag in de begroeiing, meestal in droge tot vochtige halfopen landschappen met voldoende opslag, van heide tot bos, moeras en agrarisch gebied.

Voedsel
Voornamelijk insecten, die vaak na korte achtervolging of op vliegenvangerachtige manier worden gevangen.

Eieren
Aantal eieren in legsel meestal 6-7, soms 3-9. Rondachtig. Glad en glanzend. Wit. Geheel bestrooid met fijne lichtrode of roodachtig-bruine spikkels; of schaarser getekend met grotere spikkels of onregelmatige vlekken in lichtrood, licht to donker roodachtig-bruin of roestbruin. Soms een concentratie van tekens aan of rond de stompe pool. Format 15,4 x 12,3 mm.

Geluiden
Roep 'huwiet', tweetoniger dan tjiftjaf. Zang vloeiende en welluidende serie van aflopende tonen.

Publicatie