Herkenning
10 cm. Geslachten gelijk. Zeer klein, formaat als goudhaan. Bovendelen groen, onderdelen wit of grijswit. Brede, opvallende wenkbrauwstreep, geflankeerd door donkere oog- en kruinstreep. Twee gele vleugelstrepen, gele randen aan slagpennen en geelwitte punten aan tertials. Poten bleekroze tot bruin. Soms met wat geel op stuit en met zwakke, gelige, kruinstreep. Rusteloos, beweegt zich snel en behendig door de vegetatie; bidt regelmatig of vangt insecten op vliegenvangermanier.
Verspreiding en voorkomen
Broedt voornamelijk in grote delen van Rusland, maar ook in delen van noordelijk Mongolië en Noordoost-China. Overwintert in delen van Zuidoost-Azië. In Nederland doortrekker in zeer klein aantal.
Biotopen
In gemengd- en loofbos, vaak halfopen, of struiken, waar veel insecten te vinden zijn. Vaak langs kust maar soms ook in parken en tuinen. Op najaarstrek met name langs de kust.
Voedsel
Insecten, die vaak biddend of op vliegenvangermanier worden gevangen. Pakt ook insecten van bladeren.
Eieren
Aantal eieren in legsel meestal 5-6, soms 7. Wit. Bezet met fijne roodachtig-bruine, purperachtig-bruine en licht purperachtig-grijze spikkels. Tekens meestal voornamelijk aan het stompe einde. Formaat 13,9 x 11,1 mm.
Geluiden
Roep 'tsiewie' als van zwarte mees. Zang zelden gehoord in Nederland.
Publicatie
- Oosterbroek, P., Roselaar, C.S. & P. Schalk (eds.). Vogels van Europa. ETI BioInformatics. [link]