Overslaan en naar de inhoud gaan

Zwarte roodstaart Phoenicurus ochruros

Foto: Kees Venneker

Indeling

Phoenicurus [genus]
(2 soorten in totaal / 2 gevestigd)
ochruros [soort] (2/1)

Herkenning
14,5 cm. Mannetje hoofdzakelijk zwart op kop, bovendelen en onderdelen; witte vleugelvlek, witte onderstaartdekveren, rode stuit en staart, maar middelste staartveren zijn donkerder. Vrouwtje is donkerbruin waar mannetje zwart is en heeft bleke oogring. Trilt met staart als gekraagde roodstaart. Vlucht zwak en fladderend.

Verspreiding en voorkomen
Standvogel in delen van westelijk en zuidelijk Europa en in Marokko en Iran. Broedvogel van Zuid-Noorwegen en Frankrijk tot aan de Kaspische Zee, in oostelijk Centraal-Azië en een groot deel van Oost-Azië. Wintergast in het Middellandse Zeegebied en van Syrië en Zuid-Soedan tot in Myanmar. In Nederland een talrijke broedvogel, wegtrekkend en een doortrekker in klein aantal.

Biotopen
Broedt in stedelijke gebieden en bij moderne boerderijen. Ze vinden holtes in muren en tal van andere plekken op industrieterreinen en bij grootschalige nieuwbouw om in te broeden. Ze verlaten de plaats wanneer de omgeving te groen wordt. Prefereert hoge zangposten van minimaal twintig meter zoals een antenne, hijskraan of dakrand. Tijdens de trek door het hele land te vinden.

Voedsel
Ongewervelden en vruchten. Zit op uitkijkpost, hipt en rent rond als een tapuit. Vangt ook vliegende insecten als vliegenvanger.

Eieren
Aantal eieren in legsel meestal 4-6. Buikig. Glad en glanzend. Wit bij de Europese vorm; lichtblauw in Klein-Azië en oostelijk van de Kaukasus, Formaat 19,6 x 14,4 mm.

Geluiden
Roep 'tsip', 'tek' en 'wiet'. Zang heeft korte strofen, lijkt op die van gekraagde roodstaart, maar heeft zeer karakteristiek krakend begin.

Publicatie