Overslaan en naar de inhoud gaan

Pestvogel Bombycilla garrulus

Foto: Wijnand van Buuren

Indeling

Bombycillidae [familie]
Bombycilla [genus] (2/0)
garrulus [soort]

Herkenning
19 cm. Plompe vogel met grote kuif. Onmiskenbaar, maar in ongunstige omstandigheden zowel in zit als in vlucht te verwarren met spreeuw, vanwege vergelijkbare grootte en silhouet. Is echter minder beweeglijk en vaak opvallend tam. Mannetje met kastanjebruin gezicht, rest van kop rozebruin; voorhoofd, oogstreep en keel zwart, zwarte keel met witte rand op zijkop; kruin, nek, vleugeldekveren, mantel en rug bruin; stuit en bovenstaartdekveren grijs, staart zwart met brede gele eindband; onderdelen bruingrijs, overgaand in beige op buik, met wijnrode tint op borst en flanken; onderstaartdekveren bruinrood; handpennen zwart met gele buitenvlag en witte rand aan punt van binnenvlag, armpennen zwart met witte punten en koraalrode lakstaafjes, handpendekveren zwart met witte punten. Vrouwtje als mannetje, maar zwart van keel minder scherp begrensd, minder rode lakstaafjes, gele eindband aan staart smaller, en kuif wat korter. Juveniel heeft kortere kuif, beige gezicht en gestreepte onderdelen. In winter als adult, maar herkenbaar aan ontbreken van witte "haken" op handpennen, kortere kuif, minder rode lakstaafjes, smallere eindband aan staart en minder scherp begrensde zwarte keel.

Verspreiding en voorkomen
Broedvogel in Midden-Alaska, Canada en van Noord-Zweden tot Oost-Siberië. Standvogel in een kustgebied langs de Golf van Alaska, Midden-Finland en een deel van West-Rusland. Wintergast in Zuid-Canada, Noord-Verenigde Staten, Noord- en Oost-Europa, Rusland en Centraal- en Oost-Azië. In Nederland een wintergast in vrij klein aantal.

Biotopen
Voornamelijk bij struiken met bessen, zoals de Gelderse roos. Meestal in parken en tuinen in stedelijk gebieden.

Voedsel
In de zomer insecten, in de winter hoofdzakelijk bessen en andere vruchten.

Eieren
Aantal eieren in legsel meestal 5, soms 4-6. Buikig tot ovaal. Glad en glanzend. Lichtblauw of grijsachtig-blauw, zelden enigszins geelbruin. Schaars bezet met zwarte of grijze stippen, die soms een vage bruinachtige rand hebben. Formaat 24,6 x 17,2 mm.

Geluiden
Roep hoog, welluidend, maar zacht 'tirrr' of 'sierrr'.

Publicatie