Overslaan en naar de inhoud gaan

Kalanderleeuwerik Melanocorypha calandra

Indeling

Alaudidae [familie]
Melanocorypha [genus] (2/0)
calandra [soort]

Herkenning
19 cm. Wat groter dan veldleeuwerik, met grote kop en snavel. Zwarte ondervleugels in vlucht zeer opvallend, als een miniatuur witgatje. Witte vleugelachterrand contrasteert met zwarte ondervleugel, maar ook van boven opvallend. Heeft opvallende wenkbrauwstreep en grote zwarte vlekken op borstzijden, hoewel de laatste soms moeilijk te zien zijn, vooral in de herfst. Opgerichte kruinveren geven indruk van kleine kuif. Witte buitenste staartpennen. Overige bovendelen bruin, donker gestreept; onderdelen wit met alleen borst vaag gestreept.

Verspreiding en voorkomen
Standvogel in het Middellandse Zeegebied en delen van Zuidwest- en Centraal-Azië, voornamelijk rondom de Kaspische en Zwarte Zee. Broedvogel in noordelijkere gebieden West- en Centraal-Azië, en een gebied onder de Zwarte Zee. Wintergast in delen van Zuidwest-Azië en ten westen van de Zwarte Zee. In Nederland een dwaalgast.

Biotopen
Komt in zijn leefgebied voor op open, droge steppe-achtige gebieden en zoutvlakten. 's Winters vaak in enorme groepen, samen met andere soorten leeuweriken en piepers, foeragerend op akkers.

Voedsel
In de broedtijd vooral insecten, 's winters zaden en wat groen plantaardig materiaal. Foerageert op de grond.

Eieren
Aantal eieren in legsel meestal 4-5, soms tot 7. Buikig tot ovaal. Glad en tamelijk glanzend. Meestal sterk getekend met donkerbruine, geelachtig-bruine of grijsbruine en licht violetgrijze stippen, spikkels en kleine vlekken. Soms met geconcentreerde vlekken rond of aan de stompe pool. Formaat 24,2 x 17,8 mm.

Geluiden
Kenmerkende roep 'klitra', maar soms gelijk aan roep van veldleeuwerik. Zang, in vlucht of vanaf de grond, vermengd met gewone roep; imiteert voortdurend allerlei vogels.

Publicatie