Herkenning
38 cm. Iets groter dan ransuil en vaak moeilijk hiervan te onderscheiden. Over het geheel genomen lichter, meer geelachtig-witte onderzijde, scherper afgescheiden zwarte vleugelpunten op de ondervleugels en een witte vleugelachterrand (maar dit is bij bleke individuen niet te zien). Bovenvleugels meer geel-met-zwart geblokt dan bruin. Iris geel, niet oranje, en met donkere oogvlekken in een bleek gezicht. Oorpluimen kort en vaak nauwelijks zichtbaar. Vlucht 'dansend', soepel, met stijve vleugelslagen, onderbroken door lange glijvluchten op iets omhooggehouden vleugels. Wordt vaker overdag gezien dan andere uilen, maar jaagt vooral in de schemering. Rust op de grond, buiten het broedseizoen soms in kleine groepen. Broedt op de grond.
Verspreiding en voorkomen
Broedt in Noord-Amerika en Eurazië. Overwintert zuidelijk. In Zuid-Amerika ook standvogel. In Nederland voornamelijk wintergast.
Biotopen
In open gebieden met veel schuilmogelijkheden in de vorm van hoge, grassige vegetaties en struiken zoals hoogvenen, moerassen, duinen.
Voedsel
Voornamelijk woelmuizen, maar ook andere kleine zoogdieren en vogels; af en toe ook insecten.
Eieren
Aantal eieren in legsel meestal 4-8, zelden 3, bij veel voedsel soms tot 14. Kort ellipsvormig. Glad niet glanzend of enigszins glanzend. Wit. Formaat 40,2 x 31,7mm.
Geluiden
In vlucht een blaffend 'wouw'; in baltsvlucht een zacht laag 'poe poe poe' en vleugelklappen.
Publicatie
- Oosterbroek, P., Roselaar, C.S. & P. Schalk (eds.). Vogels van Europa. ETI BioInformatics. [link]