Herkenning
22 cm. Kleine grijze uil met platte kop. Bovendelen grijs met grote witte vlekken, onderdelen wittig met lange brede bruingrijze streping, gezicht grijswit met fijne donkere streping, iris geel. Heeft fronsend uiterlijk door lage witte wenkbrauwen. Wordt vaak overdag, zittend op ruïnes, stenen in open landschap of op electriciteitspalen, gezien. 'Knikt' regelmatig met gehele lichaam. Vlucht laag en golvend.

Verspreiding en voorkomen
Komt voor in grote delen van Zuid-, West- en Midden-Europa, maar niet noordelijker dan Denemarken. In Nederland vrij talrijke broedvogel die het jaarrond aanwezig is.

Biotopen
Over het algemeen in agrarische gebieden met verspreide bomen en heggen; ook in boomgaarden, open bosgebied, duinen en halfwoestijnen. Nest in holen in de grond, in holle bomen, ruïnes, etc.

Voedsel
Muizen, kleine vogels, grote insecten, regenwormen.

Eieren
Aantal eieren in legsel meestal 3-5, soms 2-8. Kort ellipsvormig tot rondachtig. Glad en zwak glanzend. Wit. Formaat 35,6 x 29,6mm.

Geluiden
Zang doet denken aan roep van tureluur, maar is oplopend: 'tjuui'. Heeft ook agressief 'wieuw'.

Publicatie

• Oosterbroek, P., Roselaar, C.S. & P. Schalk (eds.). Vogels van Europa. ETI BioInformatics. [link]