Overslaan en naar de inhoud gaan

Zomertaling Anas querquedula

Foto: Hans van der Meulen

Indeling

Anatidae [familie]
Anas [genus] (21/7)

Herkenning
37-41 cm. Slechts weinig groter dan wintertaling maar met slankere nek, plattere kruin en rechtere snavel. Mannetje in vlucht met bleekblauwe voorvleugel en scherp afgetekende bruine borst en gespikkelde, grijze flanken en witte buik, brede witte streep van oog tot achterhoofd, lange, afhangende schouderveren (grijs, groen, zwart en wit gestreept), zachtgroene spiegel, met wit omgrensd. Vrouwtje als vrouwtje wintertaling maar bleker, met wittere keel, duidelijker donkere oogstreep, bleke wenkbrauwstreep, lichte vlek aan snavelbasis en onduidelijke groenbruine spiegel; in vlucht met grijzige voorvleugel en wittere keel en buik. Poten en snavel grijs. Juveniel als vrouwtje; vleugel van jong mannetje vager getekend dan van adult mannetje.

Verspreiding en voorkomen
Broedt in een groot deel van Europa en Azië. Van Finland tot Denemarken en van zuidelijk Frankrijk tot aan Griekenland. Overwintert in Afrika ten zuiden van de Sahara. In Nederland zomergast.

Biotopen
In en buiten broedseizoen bij voorkeur stilstaand zoetwater met rijke watervegetatie, met riet omrande plassen, moerassen en ondergelopen land.

Voedsel
Dierlijk (waterkevers, kokerjuffers, muggen, mollusken, garnaaltjes, wormen, kikkervisjes) en plantaardig (knoppen, bladeren, wortels en wortelstokken, en zaden van waterplanten). Zoekt voedsel met kop onder water.

Eieren
Aantal eieren in legsel meestal 8-11, soms 6-14. Elliptisch tot rondachtig. Glad. Warm crèmekleurig tot roestbruin, zonder groenachtige tint. Formaat 45,3 x 33,2 mm.

Geluiden
Mannetje heeft kenmerkende droge, ratelende roep; vrouwtje een kort 'kwak'.

Publicatie