Overslaan en naar de inhoud gaan

Indische gans Anser indicus

Foto: Kees Venneker

Indeling

Anatidae [familie]
Anser [genus] (12/3)
indicus [soort]

Voorkomen

StatusExoot. Tussen 10 en 100 jaar zelfstandige handhaving. (2b)
Habitatland zoet
ReferentieAtlas van de Nederlandse broedvogels 1998-2000

Indische Ganzen zijn in 6% van de atlasblokken vastgesteld, waarvan in bijna tweederde als waarschijnlijke of zekere broedvogel. De gepresenteerde kaart geeft een reëel beeld van de verspreiding, aangezien deze soort een tamelijk opvallende broedvogel is. Paren maken regelmatig rondvluchten waarbij een karakteristiek geluid ten gehore wordt gebracht. Net als bij andere ganzen broedt het vrouwtje de eieren uit en houdt het mannetje de omgeving in de gaten. Paren met jongen zijn min of meer honkvast.

Belangrijke vestigingskernen liggen langs de Lek en de nabije trajecten van Waal en Kromme Rijn. Hier broeden naar schatting 30-40 paren. Een tweede kern bevindt zich in de Nieuwkoopse Plassen waar tijdens een integrale telling in 1997 19 paren zijn vastgesteld (Veldkamp 1998) en gedurende het atlasonderzoek elf. Daarnaast zijn er kleine clusters vastgesteld in het Westerkwartier in Groningen (7 paren), bij Zwolle (3-5), rond het Haringvliet (4-6), in het noordelijk Dommeldal bij ’s-Hertogenbosch (3-5) en bij Brunssum (2-4). Elders in het land broeden verspreid 10-20 paren.

In de belangrijkste kern langs de Lek broeden Indische Ganzen koloniegewijs op kribben en stuweilanden. Elders zijn grondnesten gevonden in moerassige vegetaties en ruigten en in bosjes en struwelen. De nesten kunnen enkele meters uit elkaar liggen. Gegevens uit 1993-2001 geven aan dat de jongen gemiddeld in de vierde week van mei uit het ei kruipen, met als vroegste waarneming 3 mei en als laatste 26 juni (mediaan 22 mei, n=46). Daarmee is deze gans een latere broeder dan de Grauwe en Grote Canadese Gans en vergelijkbaar met de Brandgans. In de eerste twee weken na uitkomst van de eieren omvat de gemiddelde toom 3,6 jongen (n=24), rond het vliegvlug worden van de jongen bedraagt dit 2,6 (n=22) (van Horssen & Lensink 2000, met aanvullingen).

Veranderingen

Vanaf 1986 zijn ieder jaar broedgevallen van de Indische Gans vastgesteld. In 1994 werd voor het eerst de grens van tien paren overschreden, in 1997 die van 50 (van Horssen & Lensink 2000). Naar verwachting zal de groei de komende jaren doorzetten.

De soort wordt geregeld aangetroffen in watervogelcollecties en komt hier probleemloos tot broeden. De huidige verspreiding in Nederland duidt op verschillende introducties of ontsnappingen. Van de kernen langs de Lek en in Nieuwkoop is de herkomst bekend; beide stammen uit een lokale watervogelcollectie. In beide gevallen duurde het enkele jaren voordat geregeld succesvolle broedgevallen werden gemeld. Blijkbaar moeten ontsnapte of vrijgelaten vogels eerst ‘wennen’ aan het vrije veld. Hoewel uit geheel West-Europa meldingen van deze soort komen, zijn broedgevallen nogal schaars. Het lijkt erop dat niet iedere Indische Gans die uit gevangenschap afkomstig is, meteen de natuurlijke draad weer oppakt en tot paarvorming overgaat (Blair et al. 2000). Misschien moet de lokale populatie hiervoor eerst een minimale ­grootte hebben bereikt (Lamprecht 1986a, 1986b). De huidige verspreiding maakt het aannemelijk dat de soort zich vanuit verschillende kernen verder zal uitbreiden, in ieder geval in westelijk Groningen, langs de Lek en bij Nieuwkoop. Nieuwe ontsnappingen of loslatingen kunnen dit proces versnellen.

Aantallen

Anno 2000 wordt het aantal broedparen in Nederland geschat op minstens 70-100. Dit betekent dat het huidige bestand ongeveer bijna 200 adulte vogels groot is, aangevuld met een onbekend aantal niet-geslachtsrijpe exemplaren. Na het eerste broedgeval in 1977 heeft de soort sinds 1986 vaste voet aan de grond gekregen (van Horssen & Lensink 2000). Op basis van het beschikbare materiaal bedraagt de populatietoename ongeveer 10% per jaar. 

Bron

Auteur(s)

Horssen, P.W. van, Lensink, R.

Publicatie

  • SOVON Vogelonderzoek Nederland 2002. Atlas van de Nederlandse broedvogels 1998-2000. Nederlandse Fauna 5: 1-584. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.