Overslaan en naar de inhoud gaan

Grauwe gans Anser anser

Foto: Hans van der Meulen

Indeling

Anser [genus]
(12 soorten in totaal / 3 gevestigd)
anser [soort] (2/1)

Herkenning
75-90 cm. Een grote, zware, grijze gans met grote kop. Grauwe gans verschilt van andere 'grauwe ganzen' door ontbreken van zwart op helder oranje snavel, vleeskleurige poten, lichtgrijze vleugelboeg en stuit, kop en nek niet donkerder dan lichaam en onderdelen (vrijwel) zonder donkere bandering. Borst vaak met zwarte vlekken, maar niet gebandeerd zoals bij Kolgans. Twee Europese ondersoorten kunnen in het veld herkend worden: Westeuropese A. a. anser heeft oranje snavel; Oosteuropese A. a. rubrirostris met roze snavel en blekere bovendelen.

Verspreiding en voorkomen
Broedt in delen van Europa en Azië, van IJsland tot in Zuidoost-Rusland. Trekt in de winter naar zuidelijkere gebieden in Europa en gebieden in Noord-Afrika en Zuidwest-, Zuid- en Oost-Azië. In Nederland zeer talrijke broedvogel, gedeeltelijk wegtrekkend, doortrekker en wintergast in zeer groot aantal.

Biotopen
In allerlei gebieden, maar altijd in open gebieden in de nabijheid van water. In de broedtijd in moerasgebieden (in de Oostvaardersplassen spelen ganzen als grazende diersoort een hoofdrol) tot op verkeersknooppunten. In de winter vooral op het boerenland, op meren, bij uiterwaarden en in grote natte natuurgebieden.

Voedsel
Graast op wortels, knollen, groene bladeren, bloemknoppen, vruchten etc. Foerageert ook zwemmend.

Eieren
Aantal eieren in legsel bij wilde vogels meestal 4-6, zelden 3-8. Buikig tot ovaal. Licht fijnkorrelig oppervlak, doch overigens glad. Crèmeachtig-wit. Formaat 85,3 x 58 mm.

Geluiden
Als van tamme gans.

Publicatie