Overslaan en naar de inhoud gaan

Kuifeend Aythya fuligula

Foto: Louis Westgeest

Indeling

Anatidae [familie]
Aythya [genus] (8/3)
fuligula [soort]

Herkenning
40-47 cm. Bij mannetje contrasteren helder witte flanken en buik sterk met zwart van overig verenkleed. Lange, zwarte, afhangende kuif op achterhoofd, op afstand niet altijd zichtbaar. Vrouwtje met donkerbruine bovendelen, roodbruine wangen en nek; flanken geelbruin, buik roodbruin en borst donkerbruin, gevlekt met geelbruin; rudimentaire kuif. 's Winters heeft vrouwtje witte buik en witte vlek rond snavelbasis. Snavel grijsblauw met zwarte punt, poten lichtblauw. Beide sexen hebben in vlucht een brede, witte band langs achtervleugel. Juveniel en mannetje in eclipskleed als vrouwtje.

Verspreiding en voorkomen
Broedt in Europa en Noord-Azië, van IJsland tot Kamchatka, zuidelijk tot Centraal-Europa, Mongolië en Noord-Japan. Overwintert in Centraal- en Zuid-Europa, Afrika, Midden-Oosten en Zuid- en Oost-Azië. In Nederland vrij talrijke broedvogel, gedeeltelijk wegtrekkend; doortrekker en wintergast in groot aantal.

Biotopen
Zowel open als meer omsloten middelgrote zoete wateren; broedt graag op eilandjes. 's Winters op meren, plassen en aan beschutte kusten.

Voedsel
Duikt voornamelijk voedsel op van bodem tot op 3 m. Voedsel varieert met plaats en seizoen. Omnivoor, eet gewoonlijk schelpdieren, garnalen, insecten; soms aanzienlijke hoeveelheden plantaardig voedsel.

Eieren
Aantal eieren in legsel 5-12, soms tot 18 en meer waar twee ♀♀ in hetzelfde nest leggen. Eieren groot voor de grootte van de vogel. Elliptisch tot buikig. Glad maar niet glanzend. Bleekgroen tot groenachtig-grijs. Formaat 58,3 x 40,8 mm.

Geluiden
Roep van vrouwtje een scherp, grommend 'karr'; in broedseizoen laat mannetje een laag gefluit horen.

Publicatie