Herkenning
58-70 cm. Middelgrote gans met kenmerkend zwart, wit en grijs verenkleed; gezicht en voorhoofd roomwit, met onregelmatige zwarte streep van snavel tot oog. Bovendelen blauwgrijs met zwartachtige bandering met witte veerrandjes. Onderdelen bleek grijs, onderstaartdekveren wit, flanken sterk bruingrijs gebandeerd. Poten en kleine snavel zwart. Juveniel met sterker gebandeerde flanken, wit op kop met donkere tint, zwarte teugel smaller dan bij adult.
Verspreiding en voorkomen
Broedt op Spitsbergen, Nova Zembla en Groenland. Broedvogels in IJsland en Nederland stammen af van ingevoerde vogels. In Nederland vrij talrijke broedvogel, jaarrond aanwezig, wintergast in zeer groot aantal.
Biotopen
Akkers, graslanden, intergetijdenzone, kust, moeras, oevers, rivieren, wadden, weilanden, eilanden in het rivierengebied en in laagveengebieden. Brandganzen broeden in Nederland op een aantal vreemde plaatsen, waaronder nauwelijks begroeide eilanden.
Voedsel
In broedgebied voornamelijk grassen, zeggen, bladeren en jonge loten. 's Winters voornamelijk bladeren, grassen, uitlopers en zaden.
Eieren
Aantal eieren in legsel 3-5, soms 6. Elliptisch tot buikig. Niet glanzend met lichte korrelige structuur. Crème-achtig wit. Formaat 76,2 x 50,3 mm.
Geluiden
Lijkt op afstand op het geblaf van een troep kleine hondjes, een snel herhaald, kort gakkend geluid.
Publicatie
- Oosterbroek, P., Roselaar, C.S. & P. Schalk (eds.). Vogels van Europa. ETI BioInformatics. [link]