Beschrijving
De kleine watersalamander is een relatief kleine soort. Volwassen dieren zijn 6-9, incidenteel 11 cm lang (Buschendorf & Günther 1996, Helming 1975). Mannetjes zijn in het algemeen net iets groter dan vrouwtjes, wat bij amfibieën bijzonder is. Het gemiddelde gewicht van volwassen dieren is 1,2-2,5 g, met uitschieters naar ruim 5 g (Buschendorf & Günther 1996).
Mannetjes hebben in de voortplantingstijd een bruine grondkleur op de rugzijde, met daaroverheen rijen met donkere, meestal loodgrijze tot zwarte, en vrijwel ronde kleine tot grote vlekken. In de waterfase is een middelhoge, gegolfde kam aanwezig, die over de rug vanaf het achterhoofd tot aan de staartpunt loopt. De rand van de kam is meestal vanaf de schouders tot driekwart van de staart gegolfd en donker getint. Langs de zijkant van de relatief kleine, nauwelijks afgescheiden kop met stompe snuit en lichte wangen lopen twee donkere banen. De grondkleur van kin en buik is wit tot lichtgeel. Over de gehele buik loopt in het midden een brede oranjerode streep. Bij mannetjes is de buik bezet met relatief grote ronde donkere vlekken. De onderzijde van de staart heeft een licht golvende zoom, die abrupt naar de cloaca toe versmalt en samen met de rugkam de platte lancetvormige staart vormt. De staartzoom is getint met diep oranjerood en blauw. De tenen hebben donkere huidzomen. De mannetjes hebben in tegenstelling tot de vrouwtjes een sterk opgezwollen cloaca. In de landfase missen de mannetjes de rugkam, staartzoom en huidzomen aan de tenen, maar de contrastrijke kleur- en vlekkenpatronen blijven vaak enigszins zichtbaar. De achterpoten van het mannetje zijn duidelijk groter dan die van het vrouwtje.
De vrouwtjes hebben nauwelijks of geen rugkam en staartzoom. Ze zijn aanzienlijk soberder met bruine grondkleuren. De buik is beige tot lichtgelig met een min of meer afgetekende oranje streep over de as van de buik, waarop meestal ronde loodgrijze stipjes liggen. De kin is meestal gevlekt, maar soms ook ongevlekt, vooral bij jonge dieren. De oranjerode streep op de buik loopt ver door op de onderkant van de staart (bij mannetjes loopt deze streep niet of nauwelijks door op de staart). Dieren in landfase hebben een droge, enigszins doffe huid.
De eieren van de kleine watersalamander zijn rond en tweekleurig, met een beige tot bruinig en een vaal tot wit deel. Ze zijn 1,3-1,8 mm in doorsnee en omhuld door een enigszins ovale en doorzichtige gelei (doorsnee 2,2-3 mm).
De larven zijn meestal lichtbruin met nauwelijks donkere vlekjes en hebben een lancetvormige staart. De kop is kort en stomp en heeft relatief grote ogen. Jonge dieren lijken op vrouwtjes in landfase.
Herkenning
Verwarring van het mannetje met die van andere watersalamandersoorten is op basis van de gegeven kenmerken vrijwel uitgesloten. Vooral de lichte en zwarte kopstrepen, de relatief grote ronde vlekken op de buik en de golving van de rugkam zijn bruikbare onderscheidende kenmerken.
De vrouwtjes lijken echter zeer sterk op de vrouwtjes van de vinpootsalamander. Die hebben echter een lichtere of rozige en vrijwel altijd ongevlekte buik en kin en missen de oranje middenstreep op de buik. De onderkant van de staart van het vrouwtje van de kleine watersalamander is gelig tot lichtoranje, die van de vinpootsalamander (diep)oranje tot rood. Vinpootsalamanders hebben vaak twee opvallende lichte vlekken op de bal van de voet, bij de kleine watersalamander zijn deze niet zichtbaar of onduidelijk. Verder heeft de vinpootsalamander een iets lichtere cloaca. De staart van het vrouwtje van de kleine watersalamander heeft nooit een draadje aan het uiteinde, die van de vinpootsalamander soms wel.
De eieren van kleine watersalamander en vinpootsalamander zijn (vrijwel) niet van elkaar te onderscheiden. De larven van beide soorten onderscheiden zich in een later ontwikkelingsstadium van andere watersalamanders door hun lancetvormige staart, waarbij de bovenste en onderste staartzomen niet parallel lopen en uitlopen in een punt zonder draadje, zoals ook bij de larve van kamsalamander en Alpenwatersalamander aanwezig is of kan zijn. De juvenielen van beide soorten zijn pas enkele weken na de metamorfose van elkaar te onderscheiden door vergelijking van de dorsale streep: bij de kleine watersalamander begint die midden op de kop en eindigt ter hoogte van het bekken, bij de vinpootsalamander begint de streep in de nek en eindigt op de staart (Roberts & Griffiths 1992).
Zie ook de determinatiesleutels in Van Diepenbeek & Creemers (2006).
Bron
Auteur(s)
Maanen, E. van
Publicatie
- Creemers, R.C.M. & J.J.C.W. van Delft 2009. De amfibieën en reptielen van Nederland. Nederlandse Fauna 9. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.