Overslaan en naar de inhoud gaan

Vinpootsalamander Lissotriton helveticus

Foto: M. Vos-Jaspers

Indeling

Salamandridae [familie]
Lissotriton [genus] (2/2)
helveticus [soort]

Beschrijving

De vinpootsalamander is de kleinste salamander in Nederland. De mannetjes zijn 5,0-7,5 cm, de vrouwtjes 4,4-9,3 cm (Frigge et al. 1978a, Van Gameren 1991, Van Gelder 1973b, Gerats 1981, Lenders 1989e, 1996, Marijnissen 1992, Nöllert & Nöllert 1992, Van Schaik 1996, Van Schaik ongepubliceerde gegevens). In Nederland zijn vinpootsalamanders over het algemeen opvallend klein. In het westen van Duitsland zijn gewichten gemeten van 1,1-3 g (mannetjes) en 1,1-4 g (vrouwtjes) (Schlüpmann et al. 1996).

De soort is vrij variabel van kleur. De rugzijde van de mannetjes is overwegend geelbruin tot olijfbruin en is donker gespikkeld of gemarmerd. Aan de zijkant van de kop loopt een donkere streep, vanaf de neus door het oog. Onder deze oogstreep is de kop lichter gekleurd dan erboven en is zwart gespikkeld. In de paartijd hebben de dieren een gladde huid, twee ruglijsten en een zeer lage, gladde rugkam die zonder onderbreking overgaat in de relatief hoge staartzoom. De staartzoom eindigt stomp, maar de staart zet zich voort in een draadvormig aanhangsel dat tot 8 mm lang kan worden. Over de staart lopen parallel aan elkaar twee rijen donkere vlekken. Op de onderste staartzoom bevindt zich vaak een blauwe band. Mannetjes ontwikkelen in de paartijd zwemvliezen tussen de tenen van de achterpoten.

De rug en flanken van de vrouwtjes zijn bijna egaal licht bruingrijs. Ze kunnen zowel gevlekt als ongevlekt zijn. De staart van het vrouwtje eindigt spits en zet zich soms eveneens voort in een draadvorming aanhangsel. Dit draadstaartje is echter niet langer dan 2-3 mm.

De buikzijde van beide geslachten is licht van kleur en meestal gespikkeld. De keel is vrijwel altijd ongevlekt. Over het midden van de buik en de onderkant van de staart loopt een lichtgele tot oranje streep.

In de landfase verdwijnen de typische kenmerken van de mannetjes. De kleuren worden fletser en de huid wordt fluweelachtig van structuur. De geslachten kunnen echter altijd van elkaar worden onderscheiden aan de hand van de kleur van de cloaca. Deze is bij mannetjes zwart of zwartbruin. Bij de vrouwtjes is deze licht van kleur en kan hoogstens omgeven zijn door een zwarte rand (Veith & Dörr 1985).

De larven zijn beige tot bruin en bereiken een lengte van 4-6 cm. Als de dieren na de metamorfose het land opzoeken zijn ze 3-4 cm lang (Van Gameren 1991, Nöllert & Nöllert 1992, Schlüpmann et al. 1996).

De eieren van de vinpootsalamander zijn rond en hebben een diameter van 1,3-1,8 mm. De ene helft van het ei is geelbruin terwijl de andere helft lichter is gekleurd. De eieren worden omgeven door een ovaal, doorzichtig geleilaagje, waarmee ze een totale diameter van 2-3 mm bereiken (Schlüpmann et al. 1996).

Herkenning

Mannetjes zijn in de waterfase gemakkelijk herkenbaar aan de draadstaart en de zwemvliezen aan de achterpoten. Ze kunnen alleen verwisseld worden met de kleine watersalamander. Deze heeft echter een hogere en golvende rugkam en de buikzijde is duidelijk gevlekt, terwijl de buik van de vinpootsalamander ongevlekt of hooguit gespikkeld is.

De vrouwtjes van vinpootsalamander en kleine watersalamander zijn moeilijker van elkaar te onderscheiden. Vrouwelijke vinpootsalamanders hebben vrijwel altijd een lichter gekleurde, soms rozige en doorgaans ongevlekte buik en keel. Kleine spikkels kunnen wel aanwezig zijn, met name langs de randen van de buik. De oranje middenstreep op de buik ontbreekt, in tegenstelling tot bij de kleine watersalamander. Vaak hebben ze ook een zeer kleine draadstaart wat bij vrouwelijke kleine watersalamanders niet het geval is.

De onderzijde van de staart is bij vinpootsalamanders geel tot lichtoranje, terwijl deze bij kleine watersalamanders feller oranje tot rood is. Een ander vaak aanwezig onderscheidend kenmerk ten opzichte van de kleine watersalamander is de aanwezigheid van twee opvallende lichte vlekjes op de onderkant van de achtervoeten. Onder de achtervoeten van kleine watersalamanders kunnen soms onduidelijke lichte vlekjes aanwezig zijn.

De eieren van vinpootsalamander en kleine watersalamander zijn in het veld niet van elkaar te onderscheiden. De larven van beide soorten in een later ontwikkelingsstadium onderscheiden zich van andere watersalamanders door hun lancetvormige staart, waarbij de randen van de bovenste en onderste staartzomen niet parallel aan elkaar lopen en niet uitlopen in een punt met draadje, zoals dat bij larven van kamsalamander en Alpenwatersalamander wel aanwezig is of kan zijn. Als kenmerk voor het onderscheiden van de larven van vinpootsalamander en kleine watersalamander wordt soms de diameter van het oog in verhouding tot de afstand tussen oog en neusgat genoemd. Zeer kleine meetfouten kunnen hierbij echter al tot verkeerde determinaties leiden en de methode wordt dan ook niet aanbevolen (Gerats 1981, Marijnissen 1992). De juvenielen van beide soorten zijn enkele weken na de metamorfose van elkaar te onderscheiden door vergelijking van de rugstreep. Bij de kleine watersalamander begint die streep midden op de kop en eindigt ter hoogte van het bekken. Bij de vinpootsalamander begint de streep in de nek en eindigt op de staart (Roberts & Griffiths 1992).

Zie ook de determinatiesleutels in Van Diepenbeek & Creemers (2006).

 

Bron

Auteur(s)

Geraeds, R.P.G.

Publicatie

  • Creemers, R.C.M. & J.J.C.W. van Delft 2009. De amfibieën en reptielen van Nederland. Nederlandse Fauna 9. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.