Overslaan en naar de inhoud gaan

Vinpootsalamander Lissotriton helveticus

Foto: M. Vos-Jaspers

Indeling

Salamandridae [familie]
Lissotriton [genus] (2/2)
helveticus [soort]

Voorkomen

StatusOorspronkelijk. Minimaal 10 jaar achtereen voortplanting. (1a)
Habitatland zoet
ReferentieWaarnemingen overzicht 2002
ExpertCreemers, R.C.M. (RAVON)

Trend

Trend gehele periode: Stabiel
Trend laatste 10 jaar: Onzeker

Bron: RAVON, CBS (via Netwerk Ecologische Monitoring)

statusInheems (1a)
habitatland zoet
referentieRAVON 2004
expertJeroen van Delft (RAVON)
status sinds 1982Nog te bepalen
status rode lijstkwetsbaar / vulnerable

Areaal

De vinpootsalamander komt uitsluitend in West-Europa voor, in het noordwesten tot in Schotland. Op het Europese continent loopt de noordgrens van het areaal door Noord-Duitsland. In het oosten en zuidoosten komt de vinpootsalamander voor tot de Elbe in Duitsland, het westen van Tsjechië en de lage en middelhoge delen van de Zwitserse Alpen. De zuidgrens van het verspreidingsgebied loopt door het uiterste noorden van Portugal en Spanje. Hier komen enkele geïsoleerde populaties voor (Nöllert & Nöllert 1992). Het zwaartepunt van de verspreiding van de vinpootsalamander ligt in Frankrijk.

De vinpootsalamander komt voor van zeeniveau (in West-Brabant circa 10 m + nap) tot 1455 m in de Alpen en 2200 m in Spanje. De meeste populaties komen voor tussen 150 en 500 m boven zeeniveau (Gasc et al. 1997).

Verspreiding in Nederland

Natuurlijke populaties van de vinpootsalamander komen alleen voor in de provincies Noord-Brabant en Limburg, waarbij 40% van de bezette Nederlandse kilometerhokken in Limburg ligt en 60% in Noord-Brabant (Van Delft et al. 2003a). Zwaartepunten in de verspreiding liggen met name in West-Brabant en in en rondom de Meinweg, behorend tot het omvangrijke Kempens district. De soort komt ook voor in het Zuid-Limburgs district. Meldingen van de soort buiten Limburg en Noord-Brabant hebben betrekking op foute determinaties of uitgezette exemplaren (Marijnissen 1992).

Het volledig ontbreken van de soort in Noord- en Oost-Nederland is opvallend, aangezien hier wel geschikte habitats liggen. De vinpootsalamander is een van de weinige soorten met een relatief klein verspreidingsgebied in West-Europa. Vanuit het zuiden heeft de soort alleen Zuid-
Nederland kunnen bevolken. De kleigebieden van de Rijndelta vormen klaarblijkelijk een onneembare barrière waardoor Noord- en Oost-Nederland nooit via deze weg zijn gekoloniseerd. De vinpootsalamander kan vanuit het zuiden via de oost- en westoever van de Maas tot aan de Rijndelta zijn opgerukt of heeft de Maas kunnen oversteken door meandering van deze rivier. De Maas kent slechts weinig omringende kleigebieden waardoor deze rivier geen serieuze barrière voor de vinpootsalamander is geweest. De enige mogelijkheid om Noord- en Oost-Nederland te koloniseren loopt via de heuvelachtige gebieden in Duitsland. De soort is hier blijkbaar niet in geslaagd. In het laaggelegen, noordwestelijke deel van Duitsland is de soort slechts op enkele plekken doorgedrongen (Feldmann et al. 1981, Schlüpmann et al. 1996).

Voor 1971

De vinpootsalamander is relatief laat in Nederland ontdekt. De eerste gedocumenteerde waarneming van de soort stamt uit 1913 uit het Limburgse Brunssum (cremers 1913). Hiermee is het de laatst ontdekte watersalamandersoort in Nederland; de overige zijn allemaal in de negentiende eeuw gevonden. Dat de soort als laatste is ontdekt, is niet verwonderlijk gezien de beperkte verspreiding en de gelijkenis met de kleine watersalamander. In Noord-Brabant is de soort pas in 1925 voor het eerst gevonden. Na eenmaal ontdekt te zijn, wordt de soort in de loop van de tijd op steeds meer plaatsen waargenomen. In de periode voor 1971 is de soort uit 23 uurhokken bekend. De waarnemingen concentreren zich in Noord-Brabant op de Brabantse Wal en in de omgeving van Breda en Tilburg. In Limburg zijn de waarnemingen beperkt tot het zuiden en noorden: de Brussummerheide/Schinveldse bossen, de omgeving van Epen en het Gulpdal, bij Venlo en Arcen en in de Hamert. Opvallend is het ontbreken van meldingen uit Oost-Brabant en uit het midden en uiterste noorden van Limburg.

 1971-1995

In deze periode neemt het aantal waarnemingen sterk toe. De verspreiding blijkt in het westen van Noord-Brabant veel ruimer te zijn en de soort is ook in het noordoosten aanwezig, onder andere op de Stippelberg en de Ullingse Bergen. De soort wordt ook gemeld vanuit de Kempen en bij Budel. De Loozerheide bij Budel betreft een geïsoleerde vindplaats die niet aansluit op de verspreiding in Limburg. In België wordt de soort wel in een aangrenzend uurhok aangetroffen (Bauwens & Claus 1996).

Ook in Limburg komt de soort op meer plaatsen voor. In het heuvelland wordt de vinpootsalamander op de oude vindplaatsen aangetroffen en in enkele aangrenzende uurhokken. De Meinweg herbergt de grootste concentratie aaneengesloten kilometerhokken met vinpootsalamanders in Nederland. Ten oosten van de Maas wordt de soort in diverse gebieden tussen de Meinweg en Afferden gevonden. Uit het Peelgebied komen slechts sporadische waarnemingen.

In Drenthe is de soort uitgezet bij Rheebruggen, waar zich een populatie heeft weten te vestigen.

1996-2007

In deze periode wordt het verspreidingsbeeld verder verfijnd. In Noord-Brabant liggen de vindplaatsen grotendeels op de Kempenhorst en de Peelhorst. In het overgrote deel van de Centrale Slenk ontbreekt de soort. De horsten zijn hoger gelegen en reliëfrijkere gebieden. De Centrale Slenk ligt relatief laag tussen de Peelrandbreuk en de Breuk van Vessem. Hier treedt het water als kwel uit, waarvan de horsten het inzijggebied zijn. In de wat voedselrijkere en sterker gebufferde wateren in de slenk kan de soort mogelijk onvoldoende concurreren met andere watersalamanders. Ook in Limburg valt, evenals in Noord-Brabant, het nagenoeg ontbreken van de vinpootsalamander in de Centrale Slenk op. Hier wordt hij aangetroffen op de hogere zandgronden op de oostelijke Maasoever en in het noordelijke Peelgebied. Daarnaast komt de soort in het Zuid-Limburgse heuvelland voor.

Opvallend is vooral de toename van waarnemingen in de regio van Tilburg en Breda. In dit gebied wordt de soort nu in een groot aantal aaneengesloten uurhokken aangetroffen. In West- en Midden-Brabant ligt het zwaartepunt van de verspreiding in de bos- en heidegebieden ten zuiden van Breda met meer dan 100 bekende voortplantingsplaatsen. Met name de Strijbeekse Heide is een zeer belangrijk gebied, waar de soort in vrijwel elk water aanwezig is (Stoutjesdijk 2005). Rond Tilburg is vooral Huis ter Heide van belang evenals het complex van bos- en natuurontwikkelingsgebieden Heidepark/Blaak/Kaaistoep. Ook in het noordelijk Peelgebied is het aantal bezette kilometerhokken sterk toegenomen. In het zuidelijk Peelgebied is de soort veel schaarser tot afwezig. Bij Budel zijn geen vinpootsalamanders meer waargenomen. Rond 2000 zijn er in meerdere jaren waarnemingen verricht op vliegveld Eindhoven (niet op kaart). Dit is midden in de Centrale Slenk. De soort was nooit eerder van de omgeving Eindhoven gemeld en de natuurlijkheid van deze populatie is dan ook twijfelachtig.

Op de zandgronden ten oosten van de Maas in Limburg blijft het aantal vindplaatsen min of meer stabiel. Een kleine toename van bezette kilometerhokken is te zien in de omgeving van Afferden en Siebengewald, de Holtmühle en bij de Brunssummerheide/Schinveldse Bossen. Van de Bergerheide, Hamert en Peel worden minder kilometerhokken gemeld. In het Roerdal is de soort, ondanks uitgebreide inventarisaties, niet meer teruggevonden (Geraeds & van Schaik 1999). Achteraf moet de eenmalige waarneming van een vrouwtje in het Roerdal als een foute determinatie van een vrouwtje van de kleine watersalamander worden beschouwd (Geraeds 2004a). In het Zuid-Limburgse heuvelland is sprake van een forse achteruitgang. Waarnemingen concentreren zich in de omgeving van Epen/Vijlenerbossen en de omgeving van Slenaken.

De belangrijkste kerngebieden in Limburg zijn de Meinweg en omgeving en de Brunssummerheide/Schinveldse Bossen. Het uurhok met het grootste aantal bezette kilometerhokken van Nederland ligt in de Meinweg. Hier is het de meest voorkomende salamandersoort (Lenders 2005a).

Trend

Lange termijn

De vinpootsalamander staat op de Rode Lijst in de categorie ‘kwetsbaar’. De soort is ten opzichte van de referentieperiode (de periode voor 1950) met 30% afgenomen (Van Delft et al. 2007).

De belangrijkste oorzaak voor de achteruitgang van deze soort in de afgelopen eeuw is de grootschalige ontginning van heide en vennen. Waarschijnlijk hebben verdroging en verzuring ook een rol in de achteruitgang gespeeld.

Recente ontwikkeling

De trend van de vinpootsalamander binnen de periode van de amfibieënmonitoring (1997-2007) is een matige afname (goverse et al. 2008).

Een aantal versnipperde populaties wordt waarschijnlijk nog altijd bedreigd door isolatie. De verzuring van vennen via de neerslag is recent tot staan gebracht en de pH van veel vennen stijgt weer enigszins. Op plaatsen waar de zuurgraad rond een kritische grens schommelde, kan dat wellicht soelaas bieden.

 

Bron

Auteur(s)

Geraeds, R.P.G.

Publicatie

  • Creemers, R.C.M. & J.J.C.W. van Delft 2009. De amfibieën en reptielen van Nederland. Nederlandse Fauna 9. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.