Overslaan en naar de inhoud gaan

Alpenwatersalamander Ichthyosaura alpestris

Foto: Henk van Woerden

Indeling

Salamandridae [familie]
Ichthyosaura [genus] (1/1)
alpestris [soort]

Habitat

De alpenwatersalamander geldt als weinig kritisch. De soort komt voor op zand-, leem- en lössbodems. Zee- en rivierklei wordt gemeden. De vindplaatsen nabij zeeklei in West-Brabant en nabij rivierklei langs de Maas betreffen steeds uitlopers van het zandgebied of zandopduikingen vlakbij de rivier. Op dergelijke plaatsen worden poelen, sloten en reeds lange tijd geïsoleerde meanders bevolkt.

In het ravon-databestand t/m 2005 zijn 196 van de 8446 waarnemingen voorzien van een landhabitatcodering (2%). Bos en struweel zijn de meest voorkomende landschapstypering. Daarnaast zijn ook veel waarnemingen verricht op wegen (infrastructuur). De alpenwatersalamander komt voor in heidegebieden, agrarisch gebied, op ruderale terreinen en dringt ook door tot in steden en dorpen. Opvallend is de lage presentie in hoogveen, een habitat dat op een aantal plaatsen binnen het areaal voorkomt. De Alpenwatersalamander mijdt dit ecosysteem.

Van de 8446 waarnemingen zijn er 804 voorzien van een waterhabitatcodering (10%). Er zijn relatief veel waarnemingen bekend uit vennen, poelen en andere kleine, geïsoleerde wateren (ook bospoelen). Sloten worden ook gebruikt. De soort ontbreekt (nagenoeg) in groot open water en kleine, rivierbegeleidende wateren.

Onderwatervegetatie is niet zelden volledig afwezig en de bodem is vaak bedekt met een dikke laag dood blad. Voortplanting komt zowel in beschaduwde als onbeschaduwde wateren voor. In de Voerstreek (België) werd een significante voorkeur voor beschaduwde wateren vastgesteld (Van Overstraeten & De Fonseca 1982). Veel voortplantingswateren van deze soort liggen in of nabij bos.

In Duitsland geldt de alpenwatersalamander samen met vinpootsalamander en kleine watersalamander als de minst veeleisende amfibieënsoort met betrekking tot het voortplantingswater (Berger & Günther 1996, Feldmann 1981). In een Duits onderzoek even ten oosten van Roermond aan de vier ook in Nederland voorkomende watersalamanders bleek de alpenwatersalamander samen met de kleine watersalamander voor te komen in het ruimste spectrum aan chemische watereigenschappen (pH, geleidend vermogen, chloridegehalte, waterhardheid) (Stevens 1987). Ook in België wordt deze soort als weinig kritisch aangemerkt voor zowel de water- als landhabitat (Bauwens & Claus 1996, Schops 1999).

De alpenwatersalamander wordt regelmatig in vrij zure wateren aangetroffen zoals vennen. De gemiddelde pH van 43 wateren in Zuidoost-Brabant waarin de soort aanwezig was bedroeg 5,4. Regelmatig werden dieren gevonden in wateren met een pH<4,5 en verscheidene keren werd voortplanting bij een pH van 4,0 geconstateerd. Voortplanting werd vastgesteld bij een pH van 3,7-8,1. De gemiddelde pH van 23 in West-Brabant onderzochte wateren met deze salamander bedroeg 6,5. Hier werd voortplanting geconstateerd bij een pH van 4,4-8,2 (Crombaghs & Hoogerwerf 1993b, 1994, Hoogerwerf & Crombaghs 1992). De soort blijkt dus wat betreft de zuurgraad van het water niet erg kritisch te zijn. Toch zijn de hier genoemde lage pH-waarden de absolute ondergrens voor succesvolle voortplanting. Verdergaande verzuring maakt voortplanting onmogelijk (Leuven et al. 1986).

Uit het Meinweggebied zijn de grootste aantallen bekend van wateren met een pH van 4-5. Veelal zijn dat enigszins geëutrofieerde vennen. In zure, oligotrofe vennen is de soort minder algemeen of ontbreekt. Vennen met alpenwatersalamanders buiten de Meinweg zijn ook vaak geëutrofieerd. Ook elders werd het optimaal voorkomen van de alpenwatersalamander bij een pH van 4-5 vastgesteld. De verdergaande verzuring van wateren in het Meinweggebied is waarschijnlijk de oorzaak van een toename van de alpenwatersalamander in dit gebied. (Frigge et al. 1978a, Hermans 1992a, Lenders 1989a, 2005a, Leuven et al. 1986).

In het Zuid-Limburgse heuvelland is de soort algemeen aanwezig, vooral in de beekdalen en aangrenzende bosgebieden. Voortplantingswateren zijn hier weilandpoelen, bronbeekjes en -poelen en bospoelen. Ook uit een aantal groeven is deze salamander bekend. De vele betonnen drinkbakken en ook karrensporen worden bevolkt (Hermans 1992a, Ter Horst 1960). Hetzelfde verschijnsel doet zich voor in de uitgestrekte droge bossen van Heumensoord bij Nijmegen. Hier zijn soms grote aantallen aanwezig in drinkbakken voor het wild. Ook hier zijn recente waarnemingen bekend uit met water gevulde, decimeters diepe sporen op paden.

De soort kan in een reeks van landhabitattypen worden aangetroffen. Wel is er sprake van een duidelijke voorkeur voor bossen. Lenders (1989a) wijst erop dat loofbos veel gunstiger is voor salamanders dan naaldbos en pleit voor het kappen of omvormen van naaldbos nabij voortplantingswateren. Loofbossen bieden meer voedsel en de zuurgraad van het strooisel is waarschijnlijk gunstiger. Bovendien bieden ze veelal meer schuilmogelijkheden.

In het ravon-databestand zijn geen waarnemingen aanwezig uit naaldbos. De soort is wel veelvuldig in gemengde bossen waargenomen. Als landhabitat zijn ook extensief gebruikte graslanden en kleine landschapselementen van groot belang, waarbij heggen en houtwallen als geleidend element dienst doen. Akkers en intensief benut grasland worden gemeden (Van Gelder & Grooten 1992, Grooten & Van Gelder 1993). Als schuilplaatsen worden allerlei vochtige plekken gebruikt. De dieren worden onder hout, stenen, mos en afval aangetroffen. Een klein deel van de alpenwatersalamanders overwintert in het water en is daarmee in het voorjaar al vroeg in het voortplantingswater actief. De meeste dieren overwinteren echter op het land. Hiervoor kunnen allerlei holten, houtwallen, overhoekjes, houtstapels, stenen, afvalhopen, kelders, groeven en (vleermuis)bunkers dienst doen. De soort kan kelders en bunkers verlaten door tegen loodrechte wanden op te klimmen (Van Gelder & Grooten 1992, Grooten & Van Gelder 1993, Kwet 1996b, Lenders 1996).

Begeleidende soorten

De alpenwatersalamander kan met alle amfibieën- en reptielensoorten worden aangetroffen. De bruine kikker is de belangrijkste alledaagse begeleider en is evenals de Alpenwatersalamander een sterk aan bos gebonden soort. Karakteristieke begeleiders als vinpootsalamander, poelkikker, bruine kikker en levendbarende hagedis weerspiegelen grotendeels de zuidelijke verspreiding in ons land en het voorkomen in voedselarme, vochtige en deels beboste gebieden op de hoge zandgronden.

Bron

Auteur(s)

Delft, J.J.C.W. van

Publicatie

  • Creemers, R.C.M. & J.J.C.W. van Delft 2009. De amfibieĆ«n en reptielen van Nederland. Nederlandse Fauna 9. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.