Overslaan en naar de inhoud gaan

Gewone pad Bufo bufo

Foto: Marion Haarsma

Indeling

Bufonidae [familie]
Bufo [genus] (1/1)
bufo [soort]

Begeleidende soorten

Alle amfibieën- en reptielensoorten kunnen gezamenlijk met de gewone pad worden aangetroffen. De bruine kikker is op tweederde van alle vindplaatsen van de gewone pad waargenomen. De belangrijkste karakteristieke begeleiders zijn kleine watersalamander, bruine kikker, bastaardkikker en groene kikkers. Ook zij hebben een zeer ruime verspreiding in Nederland en een ruime habitatkeuze.

Voedsel

Gewone padden jagen op zicht. Ze eten voornamelijk ongewervelde dieren. In de Overasseltse en Hatertse Vennen bestond het voedsel hoofdzakelijk uit mieren, kevers en insectenlarven (BOSMAN ET AL. 2003). In een andere studie worden naaktslakken, huisjesslakken, regenwormen, spinnen, duizendpoten, springstaarten, kevers, mieren, vliegen en vooral harige rupsen of rupsen van bloeddropjes (vlinderfamilie Zygaenidae) vermeld (DAEMEN 1974). Ook jonge salamanders, kikkertjes, padjes en jonge hazelwormen worden incidenteel gegeten.

Onder lantaarnpalen zijn ’s nachts vaak gewone padden te vinden. Ze eten daar waarschijnlijk insecten die tegen de lamp zijn gevlogen en op de grond vallen (CREEMERS 1992). Tot voor kort werd aangenomen dat gewone padden tijdens

de voorjaarstrek en de voortplanting niet eten. Bij voedselonderzoek in Nederland bleek echter dat de magen wel degelijk prooien kunnen bevatten (BOSMAN ET AL. 2003).

De larven van de gewone pad eten algen, hogere planten, dierlijk voedsel, schimmels en detritus (NöLLERT & NöLLERT 2001).

Predatoren

Door de aanwezigheid van gifstoffen in de huid van gewone padden, in hun larven en in hun eieren is deze soort relatief ongevoelig voor predatie en vindt er zelfs succesvolle voortplanting plaats in visvijvers.

Tijdens de paddentrek worden soms tientallen gedode gewone padden rond het voortplantingswater aangetroffen. Kraaiachtigen, zoals eksters (DENTON & BEEBEE 1994), zijn hiervoor verantwoordelijk. Ze draaien de volwassen padden om en eten het spierweefsel, terwijl ze de huid en gifklieren vermijden. Padden worden ook gegeten door de ringslang. Ook allerlei watervogels en roofvogels, zoals buizerd en uilen, prederen gewone padden. Resten van padden zijn dan ook te vinden in braakballen van uilen en andere vogels (ENGELMANN ET AL. 1986). Ook lijsterachtigen prederen kleinere (juveniele) gewone padden.

Onder de zoogdieren zijn het onder meer egel, vos, bunzing, das en bruine rat die gewone padden eten (GOSZCZYNSKI ET AL. 2000). Bunzingen zijn in staat padden de huid af te stropen, om ze vervolgens op te eten.

Op paddenlarven wordt nauwelijks gepredeerd door vissen, maar wel door geelgerande waterroofkevers en hun larven en door libellenlarven en wantsen. Watersalamanders eten vaak wel amfibieënlarven maar nauwelijks of geen paddenlarven (GLANDT 1984, READING 1990).

In het voorjaar en in de winter worden in het veld regel¬matig glimmende geleihoopjes, het zogenaamde ‘sterrenschot’, aangetroffen. Het zijn de zweleiwitten, die de eieren normaal gesproken omgeven en beschermen. Na het eten van vrouwtjes met eieren braken predatoren deze zweleiwitten uit.

Bron

Auteur(s)

Snep, R., Martens, G.

Publicatie

  • Creemers, R.C.M. & J.J.C.W. van Delft 2009. De amfibieën en reptielen van Nederland. Nederlandse Fauna 9. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.