Overslaan en naar de inhoud gaan

Gewone pad Bufo bufo

Foto: Marion Haarsma

Indeling

Bufonidae [familie]
Bufo [genus] (1/1)
bufo [soort]

Voorkomen

StatusOorspronkelijk. Minimaal 10 jaar achtereen voortplanting. (1a)
Habitatland zoet
ReferentieWaarnemingen overzicht 2002
ExpertCreemers, R.C.M. (RAVON)

Trend

Trend gehele periode: Stabiel
Trend laatste 10 jaar: Matige afname

Bron: RAVON, CBS (via Netwerk Ecologische Monitoring)

statusInheems (1a)
habitatland zoet
referentieRAVON 2004
expertJeroen van Delft (RAVON)
status sinds 1982Nog te bepalen

Areaal

Het areaal van de gewone pad strekt zich uit over bijna geheel Europa (m.u.v. Ierland en IJsland), van Scandinavië (in Finland zelfs tot binnen de poolcirkel) tot in Noord-Afrika en in oostelijke richting tot in Japan. De gewone pad ontbreekt op vrijwel alle eilanden in de Middellandse Zee. De soort is in zijn gehele verspreidingsgebied algemeen. Gewone padden komen zowel in lager gelegen streken als bergachtige gebieden voor, van zeeniveau tot op 2300 m in de Alpen en 2500 m op het Iberisch Schiereiland (Gasc et al. 1997).

Verspreiding in Nederland

In Nederland komt de gewone pad in alle provincies voor. Op veel plaatsen is de soort algemeen. Alleen uit Noordwest-Friesland en van de Waddeneilanden (met uitzondering van Terschelling) zijn geen recente noch historische waarnemingen bekend. In grote delen van Friesland, Groningen en Noord-Holland (met name de Wieringermeer) lijkt de soort schaars of zelfs geheel te ontbreken.

Voor 1971

Waarnemingen aan de gewone pad van voor 1971 zijn relatief schaars. Wel zijn er van de soort in de buurt van steden (vermoedelijk als gevolg van hogere waarnemersactiviteit) vaak meer waarnemingen dan in de dunbevolkte gebieden. Opvallend is dat meldingen van gewone padden op de Waddeneilanden beperkt blijven tot Terschelling. De eerste waarnemingen van dit eiland dateren van 1946. Mogelijk betreft het een (on)opzettelijke introductie.

De waarnemingen geven bepaald geen representatief beeld van de verspreiding van de gewone pad in deze periode. Het enige dat kan worden afgeleid is dat de dichtheid in zeekleigebieden in Laag-Nederland en dan vooral in het noordelijk deel (kop van Noord-Holland, zeekleigebieden in Friesland en Groningen) ook toen al vrij laag was. Ook in de nog jonge polders van Flevoland wordt de soort nauwelijks gemeld.

 1971-1995

In deze periode is het aantal waarnemingen duidelijk toegenomen ten opzichte van de voorgaande periode. Door de toegenomen inventarisatie-inspanningen is voor het eerst sprake van een min of meer landsdekkend beeld van de verspreiding van de gewone pad. Wat opvalt is dat de soort in het noorden van Nederland vooral in de hogere delen wordt gezien. Waarnemingen uit de zeeklei- en veengebieden in Friesland en Groningen blijven schaars. De soort blijft op de Waddeneilanden alleen bekend van Terschelling. De meldingen van andere Waddeneilanden zijn al eerder door Bergmans & Zuiderwijk (1986) uitgebreid behandeld en afgekeurd. Er zijn ook enkele meldingen bekend van Texel uit de jaren 1979-1985 (Bergmans & Zuiderwijk 1986), maar de soort is hier geïntroduceerd (Van Laar 2005). Bovendien blijkt de gewone pad zich op langere termijn niet te hebben gehandhaafd. Wat opvalt in Midden-Nederland is de kolonisatie van Flevoland, waarbij waarnemingen afkomstig zijn uit alle delen van de provincie. Drenthe is in deze periode goed onderzocht. In Overijssel zijn niet veel waarnemingen bekend, maar dit is vooral een gevolg van de lage inventarisatie-inspanningen in grote delen van deze provincie.

Gelderland, Utrecht en delen van Noord- en Zuid-Holland en Zeeland zijn goed bezet. In de verspreiding in Noord-Brabant en Limburg zitten enkele hiaten in West-Brabant en het noordelijke Peelgebied, die vooral het gevolg zijn van een lage inventarisatie-inspanning.

1996-2007

In de laatste periode is het aantal waarnemingen verder toegenomen. Het ontbreken van waarnemingen van de gewone pad in het noordelijke deel van het zeeklei/veendistrict (Friesland en Groningen) betekent dan ook mogelijk dat de soort daar werkelijk slechts sporadisch en in lage dichtheden voorkomt. In de andere delen van Groningen en Friesland komt de soort wel algemeen voor, waarbij Terschelling opnieuw het enige Waddeneiland is waar de soort wordt gezien. De eerdere waarnemingen op Texel zijn na 1985 niet meer bevestigd. In Noord-Holland zijn de meeste meldingen afkomstig uit de duinen, het Gooi en rond Amsterdam. In Flevoland wordt de soort bijna overal waargenomen; de inventarisatieactiviteit is hier met name in 2004 en 2005 sterk toegenomen. Overijssel blijft relatief slecht onderzocht; de schijnbaar ‘nieuw’ ontdekte uurhokken waren ongetwijfeld ook in het verleden door gewone padden bezet. Alleen het Vechtdal, het IJsseldal en Twente zijn in deze periode goed onderzocht. Op de noordelijke Veluwe worden minder gewone padden gemeld dan in de voorgaande periode, maar dit is met zekerheid een inventarisatie-effect. In het gehele rivierengebied is de gewone pad zeer algemeen en kan in vrijwel elk kilometerhok worden aangetroffen. In Noord-Brabant blijkt de soort met name in het noorden (langs de Maas) algemener dan voorheen bekend was. Voor Zeeland liggen de zwaartepunten in Zeeuws-Vlaanderen en op Walcheren. Het verspreidingsbeeld van de gewone pad in Limburg wordt in deze periode nog wat beter in beeld gebracht.

Trends

Lange termijn

De gewone pad staat niet op de Rode Lijst. De soort is ten opzichte van de referentieperiode (de periode voor 1950) min of meer stabiel gebleven (Van Delft et al. 2007). Voor zover er achteruitgang heeft plaatsgevonden is dat vooral in populatiegroottes en niet zozeer in verspreiding. Ontginningen en de intensivering van de landbouw, het verdwijnen van geschikte voortplantingswateren en een toename van bebouwing en wegen heeft voor kleinere populaties gezorgd.

Recente ontwikkeling

De trend van de gewone pad binnen de amfibieënmonitoring (1997-2007) is een matige toename (goverse et al. 2008). De soort profiteert van de aanleg van poelen, natuurontwikkeling en de aanleg van faunapassages en amfibieëntunnels.

Bron

Auteur(s)

Snep, R., Martens, G.

Publicatie

  • Creemers, R.C.M. & J.J.C.W. van Delft 2009. De amfibieën en reptielen van Nederland. Nederlandse Fauna 9. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.