Overslaan en naar de inhoud gaan

Boomkikker Hyla arborea

Foto: Marlies Bakker

Indeling

Hylidae [familie]
Hyla [genus] (3/2)
arborea [soort]

Beschrijving

De boomkikker wordt 4-4,5 cm lang en weegt 5-15 g. De vrouwtjes worden iets groter dan de mannetjes. Opvallend zijn de hechtschijfjes aan het eind van de vingers en tenen. De kleur van de geheel gladde rugzijde is in het algemeen grasgroen en kan vooral bij juveniele dieren onder invloed van zonlicht, temperatuur en gemoedstoestand veranderen van donkergroen of grijs in de schaduw tot geelgroen in het volle zonlicht (Nielsen 1980). Over de zijkant loopt vanaf het neusgat een donkere flankstreep afgezet met een lichte rand. De vorm van deze flankstreep of zijlijn is bij elk individu uniek en is een geschikt kenmerk om boomkikkers individueel te herkennen. De buikzijde is grauwwit en heeft een korrelige structuur. De keel van de mannetjes is geel- tot bruinachtig van kleur en enigszins geplooid door de daar aanwezige kwaakblaas; de keel van de vrouwtjes is (groen-)wit en strak.

De roep van de boomkikker is te omschrijven als ‘kè-kè-kè-kè-kè-kè’. Deze afzonderlijke ‘kè’-roepjes worden in series van enkele tot enkele honderden roepjes ten gehore gebracht. De lengte van deze series is afhankelijk van de tijd van het jaar en de omgevingstemperatuur. Het aantal roepjes varieert van vier tot acht per seconde (Van Gelder & Eijsink 1978, Schneider 1967). Boomkikkers laten hun geluid zowel in de voortplantingstijd als in de nazomer horen.

De eiklompen hebben de grootte van een walnoot. De eieren hebben een doorsnee van circa 4 mm, waarvan de tweekleurige bruin met gele kern 1,2-1,3 mm uitmaakt.

De larven van de boomkikker hebben uitpuilende ogen en de zoom op de rug en de staart begint al tussen de ogen. De larven kunnen 50 mm lang worden. De afmeting die ze bereiken is afhankelijk van de watertemperatuur tijdens hun ontwikkeling en van de beschikbaarheid van voedsel.

Herkenning

De boomkikker is gemakkelijk van de andere in Nederland voorkomende kikkers te onderscheiden. Het is de enige amfibieënsoort met hechtschijfjes aan de uiteinden van de vingers en tenen en er zijn geen andere amfibieën met zo’n opvallende rugkleur, zijlijn en gladde huid.

Het geluid van de boomkikker zou met dat van de meerkikker of bastaardkikker verward kunnen worden. Het geluid van de boomkikker is echter harder en meer staccato van aard.

De larven van de boomkikker zijn door hun vorm nauwelijks met larven van andere soorten te verwarren, hoewel ze in bepaalde stadia oppervlakkig op die van de knoflookpad kunnen lijken.

Door de geringe grootte van de eiklompen en de lichte kleur van de eieren zijn deze moeilijk te vinden, maar wel gemakkelijk van die van andere soorten te onderscheiden. In Nederland is alleen verwarring mogelijk met eieren van groene kikkers, wanneer die in kleine klompjes worden afgezet.

Zie ook de determinatiesleutels in Van Diepenbeek & Creemers (2006).

Bijzonderheden

Heel zelden worden dieren waargenomen die het gele pigment missen en daardoor volledig blauw zijn gekleurd. De boomkikkers in Echt (Midden-Limburg) onderscheiden zich van de andere Nederlandse populaties door een veel fletsere zijstreep. Vooral zeer vroeg in het seizoen lijkt de zijstreep daar geheel te ontbreken (Vergoossen 1992).

Enkele monografieën beschrijven uitgebreid meer details over de boomkikker (Geiger 1995, Glandt 2004, Glandt & Kronshage 2004, Grosse 1994b, Stumpel & Tester 1993).

Bron

Auteur(s)

Zollinger, R., Stumpel, A.H.P. , Stronks, J.

Publicatie

  • Creemers, R.C.M. & J.J.C.W. van Delft 2009. De amfibieën en reptielen van Nederland. Nederlandse Fauna 9. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.