Overslaan en naar de inhoud gaan

Bruine kikker Rana temporaria

Foto: Marion Haarsma

Indeling

Ranidae [familie]
Rana [genus] (3/3)
temporaria [soort]

Beschrijving

Afhankelijk van de lokale omstandigheden bereiken bruine kikkers een lengte van 7-9 (11) cm. Vrouwtjes zijn gemiddeld iets groter dan mannetjes. Het gewicht is afhankelijk van de leeftijd en het seizoen. Volwassen dieren wegen 30-80 g. Soms komen zwaardere dieren voor, tot 120 g. Vrouwtjes verliezen ongeveer eenderde van hun gewicht bij het afzetten van de eieren. (Bitter & Latour 1978, Hintermann 1984, Kneitz 1998, Pintar 1982, Schlüpmann & Günther 1996).

De huid is vrij glad. De kleur van de bovenzijde varieert van gelig, bruinrood, bruingroen tot grijsachtig. De rug vertoont vaak een uitgebreid patroon van bruinzwarte of bruinrode vlekken. Op de poten ziet men meestal donkere dwarsbanden. Opvallend is de donkere oogstreep die vanaf de neus over de slaapstreek, met het trommelvlies, tot aan de voorpoten loopt. De onderzijde is meestal wit tot geelachtig, maar kan ook oranjerood zijn. Ook hier is vaak een donker vlekkenpatroon te zien. Er is geen kleurverschil tussen beide geslachten. Wel krijgen de mannetjes in de paartijd een blauwachtige zweem. Bij de vrouwtjes kleurt de onderzijde dan vaak roodachtig. Mannetjes zijn vooral in de paartijd goed herkenbaar aan de zwarte paarborstels op de duimen en aan de forse voorpoten. Bovendien hebben ze dan een opvallend witte keel. Kleurafwijkingen en bijzondere vlekkenpatronen komen regelmatig voor. Het meest algemeen zijn gemarmerde vormen, waarbij een groot deel van de vlekken en strepen zijn samengevloeid. (Bergmans & Zuiderwijk 1980, Schops 1999, Arntzen 1981, Thielcke et al. 1983).

De mannetjes maken tijdens de koorperiode een zacht knorrend of brommend geluid. Hierbij gebruiken ze hun keelzak, want ze hebben twee inwendige kwaakblazen. Het roepen gebeurt in de regel ’s avonds en ’s nachts. Het is een zacht geluid dat niet verder draagt dan enkele tientallen meters. De eieren van de bruine kikker worden afgezet in de vorm van grote eiklompen (kikkerdril). De larven zijn bruin met goudkleurige stipjes en hebben een stompe staart. Het aantal rijen boven- en onderliptandjes is meestal vier. De jonge dieren lijken op volwassen bruine kikkers.

Herkenning

Sommige kleurvarianten van bruine kikkers lijken op die van groene kikkers. Bij groene kikkers ontbreekt echter de doorlopende donkere oogstreep. Veel moeilijker is het verschil met de heikikker. Het betrouwbaarste determinatiekenmerk is de metatarsaalknobbel aan de binnenzijde van de achterpoot. Deze knobbel is bij de bruine kikker relatief klein en zacht en bij de heikikker groot en voorzien van een harde inwendige structuur. Bij onvolwassen dieren is dit kenmerk overigens lastig te zien. Daarnaast hebben bruine kikkers een stompere snuit. De afwezigheid van een lichte rugstreep is niet betrouwbaar, omdat er bruine kikkers voorkomen mét rugstreep en heikikkers zonder duidelijke rugstreep. Indien de rugstreep richting snuitpunt doorloopt tot voorbij de ogen, gaat het wel om een heikikker. De soortspecifieke koorroep kan uitsluitsel geven bij de determinatie (Schneider 2005).

De larven van bruine kikkers zijn alleen met zekerheid van die van de heikikker te onderscheiden door te kijken naar het aantal rijen liptandjes. Dit kenmerk is bij grotere larven (met voor- en achterpoten) niet meer betrouwbaar.

Het kikkerdril wordt in dezelfde periode afgezet als het dril van de heikikker. Verse eiklompen van beide soorten zijn niet met zekerheid van elkaar te onderscheiden. Na enkele dagen wordt het dril van de bruine kikker echter losser van structuur en gaat het meestal drijven. Een eiklomp van de heikikker blijft grotendeels onder water en is vrij klein, bolvormig en compact.

Zie ook de determinatiesleutels in Van Diepenbeek & Creemers (2006).

Bron

Auteur(s)

Buggenum, H.J.M. van

Publicatie

  • Creemers, R.C.M. & J.J.C.W. van Delft 2009. De amfibieën en reptielen van Nederland. Nederlandse Fauna 9. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.