Overslaan en naar de inhoud gaan

Bruine kikker Rana temporaria

Foto: Marion Haarsma

Indeling

Ranidae [familie]
Rana [genus] (3/3)
temporaria [soort]

Begeleidende soorten

Alle amfibieën- en reptielensoorten kunnen gezamenlijk met de bruine kikker worden aangetroffen. Kleine water¬salamander, gewone pad, bastaardkikker en groene kikkers komen opvallend vaak in kilometerhokken met bruine kikkers voor en zijn ook de karakteristieke begeleiders. Het zijn soorten met een ruime verspreiding en habitatkeuze in Nederland.

Voedsel

Op het land eten juveniele, subadulte en adulte bruine kikkers allerlei ongewervelde dieren. Het soortenspectrum is afhankelijk van het aanbod en kan oplopen tot enkele honderden diersoorten. Enkele belangrijke soortgroepen zijn slakken, wormen, kevers, vliesvleugelige insecten, vliegen en spinnen. Soms worden grote aantallen springstaarten en mijten gegeten, een enkele keer eten volwassen dieren juveniele soortgenoten. Wat betreft prooiselectie binnen hetzelfde leefgebied zijn er geen verschillen ontdekt tussen de drie levensstadia of tussen beide geslachten (BITZ & REH 1996, BOSMAN ET AL. 1988A, SCHLüPMANN & GüNTHER 1996). Wel is er een duidelijke relatie tussen de lengte van de kikkers en de grootte van de prooi (NEMES 2000). Bij onderzoek van de maaginhoud van adulte bruine kikkers in de Overasseltse en Hatertse Vennen bleek dat de gemiddelde prooilengte 10,6 mm bedroeg, met een gemiddeld aantal van 7,8 prooien per kikker (BOSMAN ET AL. 2003).

De dagelijkse procentuele voedselopname neemt af als de dieren ouder worden. Bij juvenielen ligt dit op 4% van het lichaamsgewicht, bij volwassen dieren nog maar op 2,5% (LOMAN 1979).

De larven voeden zich na het uitkomen met de restanten van het kikkerdril. Ook worden allerlei micro-organismen, waaronder algen, geconsumeerd. Als de larven mobieler worden gaan ze actief voedsel zoeken. Met hun mondraspen zijn ze in staat om allerlei substraten ‘af te grazen’. Bij het foerageren kunnen groepen larven op kale waterbodems door middel van staartbewegingen kleine ronde kuiltjes maken, waardoor een typisch patroon van min of meer aaneengesloten kuiltjes ontstaat (MALKMUS 2008). Ook kunnen ze op het water drijvende pollenkorrels van planten, zoals wilgen en naaldbomen, opnemen.

Oudere larven eten steeds meer dierlijk materiaal. Eieren en larven van andere amfibieën worden gegeten, maar kannibalisme komt eveneens voor. Een andere voedselbron betreft allerlei kleine ongewervelde waterorganismen, zoals slakjes, wormpjes en insecten. Daarnaast eten opgroeiende larven regelmatig aas. Aangelokt door de geur kunnen grote groepen larven rondom aas samenscholen (HEUSSER 2000, SCHLüPMANN & GüNTHER 1996).

Predatoren

Bruine kikkers kunnen in alle levensstadia een belangrijke prooi voor andere diersoorten vormen, omdat ze bijna overal en talrijk voorkomen en geen sterke huidgiffen hebben.

Op het land staan bruine kikkers op het menu van vele soorten vogels en zoogdieren. Naast de bekende soorten zoals reigers, ooievaar en bunzing gaat het ook om fazant, bui¬zerd, meeuwen, merel, vos en wild zwijn (VAN DIJK 1986, DORENBOSCH 1999, SCHLüPMANN & GüNTHER 1996). ’s Nachts zijn uilen, dassen en andere marterachtigen belangrijke predatoren. Van de reptielen is de ringslang een bekende kikkerconsument, maar ook bij adders staan ze op het menu.

Als vrouwtjes, met eieren in hun eileiders, in hun geheel worden geconsumeerd kan dit leiden tot sterrenschot: het uitgebraakte restant van de eiklomp. Bunzingen staan erom bekend dat ze soms massale slachtingen rond de koorplaats aanrichten, waarbij vele tientallen dieren worden gedood en slechts voor een beperkt deel worden gegeten. Daarnaast zijn er steeds meer aanwijzingen voor een andere veroorzaker van dergelijke slachtpartijen, namelijk de bruine rat, die het gemunt heeft op de voedselrijke spieren in de kikkerbillen (VAN DIEPENBEEK 2002).

Het is overigens niet duidelijk of massale vondsten van dode kikkers langs wateren altijd aan predatoren zijn te wijten. De dieren kunnen ook onder water of in de modder zijn bevroren of gestikt, waarna ze na de winter als gevolg van gasophoping komen bovendrijven (GEERDES & DE JONG 2000, VERHAGEN 2001).

In het ei- en larvenstadium staan bruine kikkers bloot aan predatie door watersalamanders, vissen en macrofauna. Het is ook bekend dat eenden kikkerdril verorberen. Kneitz (1998) toonde een negatief verband aan tussen het aantal gemetamorfoseerde larven en het aantal libellenlarven van de blauwe glazenmaker Aeshna cyanea. Larven en juveniele bruine kikkers lopen het risico om door grotere soortgenoten of groene kikkers te worden opgegeten.

Bron

Auteur(s)

Buggenum, H.J.M. van

Publicatie

  • Creemers, R.C.M. & J.J.C.W. van Delft 2009. De amfibieën en reptielen van Nederland. Nederlandse Fauna 9. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.